Einde van bezit: onze maatschappij kan echt duurzaam worden als we bezit inruilen voor gebruik

We hebben een consumptiemaatschappij gecreëerd waarin we in een recordtempo alle grondstoffen opmaken, doordat alles is gefocust op bezit. Dat moet fundamenteel anders, volgens architect Thomas Rau. Hij staat op de derde plaats in de Duurzame 100 van Trouw en heeft een nieuwe economisch systeem ontworpen waarbij consumenten gebruiker in plaats van bezitter zijn.

In de Tegenlicht-documentaire ‘Einde van bezit’ legt Rau uit wat er mis is met het huidige systeem en hoe we dat kunnen veranderen. In een maatschappij waarin het draait om gebruik in plaats van bezit zullen bedrijven duurzame en efficiënte producten ontwikkelen en zal er alles aan gedaan worden om grondstoffen te hergebruiken, omdat bedrijven juist daarmee geld kunnen verdienen, stelt Rau.

“Vroeger waren producten bedoeld om mensen een oplossing te bieden, het leven makkelijker te maken”, vertelt hij. “Ik heb bijvoorbeeld nog allerlei tuingereedschap van mijn grootouders; dat kan ik nog prima gebruiken, dus ik koop ook geen nieuw tuingereedschap. En daar ligt het probleem voor de producent: als hij fantastische producten maakt, is de markt straks verzadigd met fantastische producten. En wat gaat hij dan doen?”

Gloeilamp

Het voorbeeld waarmee het verhaal van Thoma Rau begint, is de gloeilamp. De levensduur hiervan is eigenlijk heel erg lang, maar is in de jaren 50 heeft een kartel van fabrikanten afgesproken de levensduur te beperken tot 1000 uur.

We zetten techniek in om problemen te creëeren - Thomas Rau“Vroeger hebben we techniek ingezet om oplossingen te creëeren”, zegt hij hierover. “Hier zie je dat we techniek inzetten om een probleem te creeëren. Namelijk het probleem dat de lamp, die eigenlijk oneindig kan branden, na een bepaalde tijd stuk moet gaan. En als de lamp stuk is, gaat de klant natuurlijk naar de winkel en gaat hij een nieuwe lamp kopen.”

“Ieder product is eigenlijk een soort georganiseerd probleem geworden. De garantietijd is eigenlijk die tijd waarin de producent weet dat hij nog geen probleem heeft gecreëerd.”

En daar is nog een tweede probleem bijgekomen: “Tegenwoordig zijn we vaak niet meer geïnteresseerd in de levenscyclus van een product, maar in de performancecyclus, namelijk: hoe lang je iets leuk vindt. Kijk naar je smartphone: niemand koopt een iPhone 6 omdat zijn 5 stuk is”, vertelt Rau. “De consequentie is: we gaan steeds meer afval produceren.”

“We hebben ook omgekeerde producten: daarbij is de levenscyclus bewust heel kort gehouden, omdat de consument er eigenlijk heel lang van wil genieten. Bijvoorbeeld bij een printer. En ook hier produceren we meer afval.”

De oplossing? “Van een product als probleem, een product als service maken.” En dat is helemaal geen nieuwe gedachte. “Niemand koopt een vliegtuig om naar New York te vliegen. We kopen een ticket. Dit kunnen we natuurlijk met producten ook doen.”

Philips

Als architect heeft  Rau zijn idee bij Philips neergelegd: hij wilde licht afnemen voor een nieuw gebouw, geen lampen aanschaffen. “Na een eerste twijfelachtige reactie wilden ze wel mee doen om dat in een gebouw toe te passen.” In eerste instantie kwam Philips toen terug met een lichtplan met een aantal lampen. Toen Rau zei dat hij wilde dat Philips ook de energie voor hun rekening nam en echt een totaalservice zou aanbieden, kwamen ze opeens met een lichtplan met minder lampen.

“De verantwoordelijkheid voor de consequenties van het handelen, die in het oude systeem bij de consument lag, ligt nu bij de producent”, zo redeneert hij.

Pay per lux

De vraag van Rau aan Philips is inmiddels een dienst geworden: Pay Per Lux. Frank van der Vloed van Philips Lighting zegt daarover: “Gemiddeld kunnen wij in Nederland voor kantoorverlichting nog 30 tot 40 procent besparen, maar er zijn ook kantoren waar je zelfs 70 procent energie kunt besparen. Doe je dat bij een kantoor waar 100 mensen zitten, dan is de besparing 12.000 euro per jaar is.”

Een product wordt een depot van grondstoffen - Thomas RauOp Schiphol heeft Philips een project gedaan waarbij de luchthaven 15 jaar lang licht afneemt. Rau: “Na 15 jaar komen die lampen terug bij Philips en ligt het in de verantwoordelijkheid van Philips wat zij met die lampen gaan doen. Die kun je aan een andere klant geven of het is interessant genoeg om alles er weer uit te halen. Daarvoor moet je die lamp wel zodanig hebben ontworpen dat je de grondstoffen er weer uit kunt halen.”

Het resultaat van deze gedachte: “Uiteindelijk wordt een product een depot van grondstoffen.”

Koeluren

Een ander voorbeeld is een samenwerking tussen woningbouwvereniging Eigen Haard uit Amsterdam en koelkastfabrikant Bosch. Het probleem is namelijk dat armere mensen in sociale huurwoningen vaak een goedkoop apparaat kopen, dat niet alleen snel stuk gaat, maar ook veel energie verbruikt. “Dus die mensen kopen een goedkoop apparaat om de beginkosten laag te houden met de consequentie dat ze een gigantische energierekening hebben.”

Klanten van Eigen Haard kunnen nu koeluren kopen en krijgen daarvoor een hele zuinige en duurzame koelkast van Bosch in hun huis. Uiteindelijk gaan de koelkasten terug naar Bosch dat de grondstoffen opnieuw gaat gebruiken.

In de documentaire haalt Rau kermisexploitanten als voorbeeld aan van hoe het anders kan in onze maatschappij. Hun attracties zijn duurzaam en demontabel en zo efficiënt mogelijk gebouwd omdat alle onderdelen continu vervoerd moeten worden.

Daar heeft Rau gebruik van gemaakt toen hij het nieuwe hoofdkantoor van Alliander in Duiven ontwierp. “We wilden met zo min mogelijk materiaal een veilig dak creëeren. Dus we zijn naar een achtbaanbouwer gegaan. Die wil het veilig hebben en zo min mogelijk materiaal gebruiken. We hebben hierdoor 30 procent minder staal nodig gehad, dan wanneer we aan de verkeerde partij die vraag hadden gesteld.”

Dak Alliander-kantoor

En hij is nog verder gegaan: “Wij maken voor gebouwen een materialenpaspoort en daarin is exact gedocumenteerd hoeveel er van welk element inzit”, legt de architect uit. “Over 15 jaar kunnen we alle materialen weer ophalen.”

Grondstofcrematorium

En dat is belangrijk, want de huidige manier waarop we met het recyclen van materiaal omgaan is niet goed, vindt Rau. “Recyclingsbedrijven kapiltaliseren waar we voor betaald hebben.” Ze halen volgens hem alleen de stoffen uit het afval die genoeg opleveren; de rest wordt verbrand om energie op te wekken. “Dat betekent dat we finaal iets kwijtraken aan grondstoffen dat nooit meer terugkomt. Afvalverbranding is een grondstofcrematorium.”

Er moet dus fundamenteel iets anders met het oog op de toekomst. “Ik denk dat niemand de toekomst kent en als niemand die toekomst kent, kun je ook geen beslissingen nemen. Dus je zou eigenlijk een soort optie op de toekomst moeten kunnen nemen”, vindt Rau. “Die zou zodanig georganiseerd moeten zijn, dat als ik met de optie klaar ben, hij nog hetzelfde oplevert als wat ik had voordat ik die optie ingegaan ben. Als ik dit niet organiseer, sta ik de mogelijke toekomst -die niemand kent- in de weg.”

Het klinkt heel nobel, maar een groot deel van de status in onze maatschappij ontlenen mensen aan bezit. “Als je bezit weghaalt hebben we geen status meer en komen sommige mensen in de problemen”, bevestigt Rau. “Tenzij ze hun identiteit niet definiëren aan de hand van de dingen die ze hebben, maar aan de hand van wie ze zijn.”

Tegenlicht: Einde van bezit is op zondag 8 november om 21:05 uur te zien bij de VPRO op NPO 2.