De strijd tegen nepnieuws draait niet om Facebook, maar om de journalistiek

Elger van der Wel

De journalistiek staat onder druk, doordat hun werk als nepnieuws wordt bestempeld. Het is tijd voor een tegenbeweging.

Als we het hebben over de journalistiek in 2017, dan kunnen we het jaar eigenlijk met één term samenvatten: fake news. 2017 was het jaar waarin duidelijk werd hoe nepnieuws online wordt ingezet als manier om snel geld te verdienen, maar ook vooral als propagandamiddel. Onder meer door de Russen tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen in november 2016.

Elger van der WelElger van der WelWekelijks schrijft Elger van der Wel een column over innovatie in de journalistiek en media. Deze week schrijft hij over nepnieuws.Maar het gaat over meer dan dat. Donald Trump heeft de term fake news dit jaar een compleet andere betekenisgegeven door dingen die niet passen bij zijn visie te bestempelen als nepnieuws. Trump noemt de naam van televisiezender CNN volgens mij alleen nog met de toevoeging fake news ervoor. Op dezelfde manier als dat hij de tweede krant van de VS standaard de ‘failing New York Times’ noemt.

In mijn ogen is dat een veel groter probleem dan nepnieuws zelf, want Donald Trump is niet het enige die het werk van journalisten regelmatig als nepnieuws bestempeld. Steeds meer politici hebben er een handje van feiten simpelweg te ontkennen of ‘alternatieve feiten’ (lees: onwaarheden als feiten) te presenteren.

Propaganda

Het debat ging dit jaar te veel over de Russen die nepnieuws verspreiden op Facebook Dat ondermijnt niet alleen het werk van de journalistiek, maar het versterkt de polarisatie in onze maatschappij. Waarheden, halve waarheden en onwaarheden worden door elkaar gebruikt in het maatschappelijke debat. En volksvertegenwoordigers in democratische landen gebruiken dit soort propagandatechnieken – die we vooral kennen uit minder democratische landen – schaamteloos om hun achterban te mobiliseren.

Het probleem is dat het debat dit jaar te veel ging over de Russen die nepnieuws verspreiden op Facebook. En over de maatregelen die Facebook heeft genomen om nepnieuws op te sporen en de verspreiding een halt toe te roepen. Het zou echter moeten gaan over hoe nieuwsmedia ervoor zorgen dat het vertrouwen van het publiek in hen niet verder afneemt. De journalistiek staat onder druk.

Project Veritas

Misschien wel het beste voorbeeld daarvan zagen we twee maanden geleden. Toen bleek dat de organisatie Project Veritas van de Amerikaanse politiek activist James O’Keefe een vrouw had ingehuurd die zich voordeed als slachtoffer van de Amerikaanse politicus Roger Moore.

Moore zat op dat moment midden in de strijd om een Amerikaanse senaatszetel, maar kwam onder druk te staan nadat meerdere vrouwen naar buiten kwamen met verhalen over seksueel misbruik door Moore. Sommige van hen waren zouden op het moment van de incidenten zelfs nog minderjarig zijn geweest.

Project Veritas had een nepslachtoffer op The Washington Post afgestuurd in de hoop dat zij er een verhaal van zouden maken. Vervolgens zou de groep kunnen aantonen dat dit verhaal niet klopte en zouden daarmee ook de verklaringen van de andere vrouwen in twijfel kunnen worden getrokken.

The Washington Post trapte er echter niet in en publiceerde in plaats daarvan een verhaal over de actie van de club van O’Keefe. Roger Moore verloor uiteindelijk de strijd om de senaatszetel van zijn Democratische concurrent. Uniek voor Alabama.

Transparantie

De grote vraag is natuurlijk wat er kan worden gedaan aan de trend waarin twijfel wordt gezaaid over wat de waarheid is en we steeds meer te maken krijgen met desinformatie. Uiteindelijk ligt de bal bij de journalistiek. Redacties zullen nog beter hun best moeten doen om te laten zien wat er waar is wat niet. Ze zullen nog beter alles moeten checken en nog een keer moeten checken.

Redacties zullen nog beter hun best moeten doen om te laten zien wat er waar is wat niet Het gaat echter verder dan dat. Redacties moeten opener en transparanter worden. In het bijzonder als ze fouten maken, maar ook op dagelijkse basis. Ze zullen meer moeten uitleggen hoe ze te werk gaan. En ze zullen moeten investeren in het winnen/behouden van hun publiek. Waar online de perfecte plek is om nepnieuws te verspreiden – in de breedste zin van het woord – is het ook de perfecte plek voor een journalistieke tegenbeweging.

The New York Times heeft met de dagelijkse podcast The Daily een mooie stap gezet op dat vlak. Het doet moeite om te laten zien hoe de redactie van de krant te werk gaat en laat interviews soms bewust integraal horen. Met als hoogtepuntje een quote van een Trump-aanhanger in de trant van: “Dat zul je wel niet opschrijven, want jullie zijn The New York Times.”

Maar zo zijn er natuurlijk nog honderden andere manieren om als redactie transparant te worden en een kwalitatievere band op te bouwen met je publiek. Als je het mij vraagt zou dat in 2018 bij iedere redactie bovenaan de agenda moeten staan. En laten we de term fake news dan vooral achterlaten in 2017.