Grand Prix van Monaco: Pakt Max de winst op dit legendarische circuit?

Koen Vergeer

Monaco. Glamour voert de boventoon, de race het hoofdnummer van dit feestje. Maar het circuit eist ook respect van de coureurs.

Monaco is het kroonjuweel van de Formule 1-racerij. Een Formule 1-Grand Prix past eigenlijk allang niet meer op die postzegel aan de Méditerranée, het is krankzinnig, pervers, een anachronisme, folklore, maar het is en blijft de race van het jaar. Daar wil je bij zijn. Vooral om gezien te worden.

Koen VergeerKoen VergeerFormule 1 fanaat en autosport schrijver Koen Vergeer neemt je elk Grand Prix weekend mee in de roemruchte geschiedenis van de F1.Glamour is hier het hoofdnummer. De celebrity-dichtheid wedijvert met die van de paardenkrachten. Prestige. Poen. Pagani, Prada. De glitz en de glamour, de jachten, bikini’s en bruisende witte wijntjes, ze zullen komend weekend ongetwijfeld weer breed worden geëtaleerd.

Niks mis mee. Maar hier op Numrush nemen we dit keer een ferme duik in de geschiedenis. Dat is ook genieten.

Titanen

De race, het kloppend hart van het hele feestje, ontleent veel van zijn prestige aan een royale geschiedenis. Die begon met glamour: de puissant rijke badgasten wensten vermaakt te worden aan de Côte d’Azur. Dus kwamen er casino’s, modeshows, paarden- en autoraces.

De allereerste Grand Prix van Monaco werd in 1929 verreden. Over het traject dat in wezen nog altijd wordt gebruikt. Winnaar was de Engelsman “Williams” in een Bugatti. Deze Williams heette in werkelijkheid William Grover-Williams. De (niet al te sterke) schuilnaam gebruikte hij omdat zijn ouders niet wilden dat hij meedeed aan races.

Legendarisch was de race uit 1933. Honderd ronden lang was het een duel tussen de twee titanen uit die tijd: Achille Varzi en Tazio Nuvolari. Aartsvijanden. De kille, welgemanierde Varzi in een Bugatti, de romantische wildebras Nuvolari in een Alfa Romeo. Voortdurend wisselde de kop. Geen wilde voor de ander onderdoen. Tot alles bereid.

De mythe wil dat de motor van Nuvolari in de laatste ronde over zijn toeren gejaagd in brand vloog en dat de vliegende Mantuaan staand in de cockpit met een brandende auto achter zijn rivaal aanjoeg. Hij strandde. Omdat omstanders te hulp schoten werd hij later zelfs gediskwalificeerd.

Peuk

In 1950 stond de race ook meteen op de kalender van het allereerste wereldkampioenschap Formule 1. Alfa heerste. Ook in Monaco.

Fangio pakte de leiding en ging er meteen vandoor. Achter hem echter reden negen auto’s tegen elkaar op, net voorbij de Tabaksbocht. De weg was volkomen geblokkeerd. Ruim een minuut later kwam Fangio alweer aangescheurd langs de kade. Hij zag gele vlaggen, en bespeurde iets vreemds, iets wat hij eerder op een oude foto uit 1936 had gezien: het publiek keek niet naar hém, de leider, maar naar iets wat net om de bocht gaande was.

Onmiddellijk stampte de Argentijn op de rem en stak zijn hand op om zijn achtervolgers te waarschuwen. En nog net op tijd kwam hij tot stilstand voor een wirwar aan wrakken. Met het nodige duw- en trekwerk wist Fangio er langs te komen.

Niet zonder de schrik van zijn leven te krijgen: “Een toeschouwer sprong de baan op om een handje te helpen. De dappere vrijwilliger was vergeten dat hij een sigaret tussen de lippen had. Niet denkend aan het gevaar pakte hij de peuk uit zijn mond en smeet hem weg, midden in de plas benzine. Ik trok mijn hoofd tussen mijn schouders, wachtend op een golf van vuur. Het zou het einde zijn geweest van de Grand Prix van Monaco, alsook van de meeste coureurs. Gelukkig was de gloeiende peuk gedoofd voor hij de boel in lichterlaaie kon zetten”

Vijf jaar later nog meer sensatie: de Lancia van Alberto Ascari vloog van de kade de Middellandse Zee in. Sissend en bruisend zonk de auto naar de bodem. Ascari kwam enkele ogenblikken later weer boven water en zwom zelf naar de kant. Met lichte verwondingen werd hij afgevoerd. Geluk gehad.

Drie dagen later was zijn geluk op: hij verongelukte bij een testrit op Monza.

Mr. Monaco

In de jaren zestig werd de race maar liefst vijf maal gewonnen door de Engelsman Graham Hill. Hill, wereldkampioen in 1962 en 1968, werd dan ook “Mr. Monaco” genoemd.

Zijn zoon Damon (Formule 1-wereldkampioen in 1996)  vertelde later dat hij als kind dacht dat het beroep van zijn vader het winnen van de Grand Prix van Monaco was. Hieronder een glimp van de race uit 1968, een halve eeuw geleden.

Let op de bomen en de strobalen: andere tijden.

Na Hill heerste Jackie Stewart met drie zeges in Monaco. Al was er af en toe ook een verrassende winnaar, zoals in 1972. In de stromende regen reed Jean-Pierre Beltoise de race van zijn leven en greep in Monaco zijn eerste en enige Grand Prix-overwinning. Beltoise was na een ernstig ongeluk aan één arm half verlamd, wat zijn triomf in de glibberige straten wel heel bijzonder maakte.

Nog meer regen in 1984. In erbarmelijke omstandigheden gleed de een na de ander van de baan. Vanuit het achterveld kwam echter het nieuwe talent Ayrton Senna naar voren gestormd. Oudgedienden als Rosberg, Laffite, Arnoux, Lauda, hij glipte ze allemaal voorbij.

En juist op het moment dat hij dreigde de leiding over te nemen van Alain Prost, besloot de wedstrijdleiding de race af te vlaggen. Senna was laaiend. Het was het begin van hun jarenlange vijandschap.

Senna won uiteindelijk zes maal in Monaco. Het stratencircuit was zijn domein. Legendarisch zijn de buitenaardse kwalificatie in 1988 of de hilarische laatste ronden in 1992 waarin Senna de veel snellere Mansell achter zich hield.

Michael Schumacher, aan de macht in Monaco na Senna, bleef steken op vijf zeges. Onder meer doordat hij in 1996 de race weggooide met deze uitglijder:

Ritme

Schumacher, Senna, Prost, Stewart, Hill, Fangio. Het is duidelijk dat in Monaco de besten komen bovendrijven. Wat is het geheim? Is het puur virtuositeit of is het meer dan dat?

Het is de kunst om de juiste balans te vinden, om snel te gaan en tegelijk heel verstandig uit de problemen te blijven. Tussen de meervoudige winnaars staat opvallend genoeg de naam van Nico Rosberg (3x), terwijl Lewis Hamilton en Sebastian Vettel, die allebei hun vijfde wereldtitel najagen en graag de grootste coureur van deze generatie zouden zijn, de race in Monaco “slechts” twee keer wisten te winnen.

Bijzonder was Hamiltons eerste Monaco-zege in 2008. In tricky omstandigheden leek de race voor hem al in een vroeg stadium over, nadat hij de vangrail had geraakt in de Tabaksbocht en met een lekke band naar de pits moest.

Maar een turbulent vervolg van de race, met foutjes van zijn opponenten, drivethrough-penalties, safetycarfases en een uitmuntende strategie van het McLaren-team, bracht hem uiteindelijk toch de zege.

Omgekeerd verliep de race in 2016 voor Daniel Ricciardo. In gewonnen positie maakte hij zijn laatste pitstop om tot zijn grote schrik te bemerken dat het team de banden nog niet klaar had staan. Race verloren. Voor het eerst was de big smile van de Australiër ver te zoeken.

Het kan dus heel raar rollen in Monaco. Alles moet passen, je kunt je in Monaco geen misstap veroorloven. En dat begint eigenlijk al op donderdag tijdens de vrije trainingen.

geheim van Monaco is het juiste ritme. Langzaam in “the groove” komen, lekker door de krappe bochten draaien, dichter en dichter bij de vangrail, weten waar je nog wat harder kunt en vooral ook waar niet. Je moet het circuit als een lekkere jas, als een huid om je heen aantrekken.

En dan pieken op zaterdagmiddag, zodat je zover mogelijk vooraan staat op de grid. De kwalificatie is eigenlijk al de halve race. Op zondagmiddag moet je vooral uit de problemen blijven. Vanzelfsprekend komt daar het nodige geluk bij kijken, zeker wanneer auto’s komen overgevlogen:

Op het juiste moment je pitstops maken, safetycars incalculeren. Niet te lang klem zitten achter lastige achterblijvers en die een of twee nodige inhaalacties loepzuiver uitvoeren. Uit de vangrails blijven. Veel meer kun je niet doen.

Max

Het oude Monaco eist vooral respect. Ruimte voor fouten is er niet. Wie te veel wil kletst tegen de vangrail. Max kan erover meepraten.

Pas bij zijn derde poging, vorig jaar, haalde Max voor het eerst de finish in Monaco, op plaats vijf. Blij was hij overigens niet. Hij was woedend omdat zijn teamgenoot dankzij een betere strategie op het podium stond en hij niet.

Het jaar ervoor had Max zo’n typisch Monaco-off-weekend, waarin hij te veel wilde met als gevolg crashes en nooit enig ritme. Het jaar daarvoor had hij iedereen verbaasd met slimme inhaalacties tot hij zijn eerste grote crash in de Formule 1 beleefde:

In mijn nieuwe boek MaxMania heb ik een heel hoofdstuk gewijd aan deze crash, die een heleboel dingen duidelijk maakte. Over Max en over hoe er tegen hem aangekeken werd in de Formule 1 en in Nederland.

Alles kan gebeuren in Monaco, van een volledig geblokkeerde weg tot krankzinnige inhaalacties op plekken waar je het niet meer had vermoed. Straatgevechten met verrassende winnaars. Minimale foutjes die een gewonnen race in het water doen vallen, of een auto die dat letterlijk doet.

Monaco: er zijn ook zondagen dat er bijna niks gebeurt en toch, alleen al vanwege het waanzinnige decor is het een weekend lang genieten.

Deze week verschijnt “MaxMania”  – waarin Koen Vergeer vertelt hoe hij de afgelopen drie jaar, met de stormachtige opkomst van Max Verstappen, heeft beleefd.

Fotografie: Red Bull Content Pool/Getty Images
Foto van circuit: Shutterstock.com
Gifs via Giphy.
Vector van circuit:  Wikimedia Commons [CC-SA4.0]