Robots die zichzelf verbeteren en voortplanten: Schrikbeeld of bron van mogelijkheden?

“Evolutie kan intelligentie creëren, dus kunstmatige evolutie kan kunstmatige intelligentie creëren.” Dat is de basisfilosofie achter het werk van Guszti Eiben, hoogleraar Kunstmatige Intelligentie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is bezig met evolutionaire robotica: robots die zichzelf dingen kunnen aanleren en zichzelf kunnen verbeteren. Hij sprak daarover tijdens NRC Live over de impact van robotisering, vorige week in Amsterdam.

Volgens Eiben zijn er vier belangrijke factoren in de volgende fase van de ontwikkeling kunstmatige intelligentie:

  1. Het gaat om kunstmatige intelligentie die collectief is: groepen robots die samenwerken, maar bijvoorbeeld ook slimme internet of things-toepassingen.
  2. Kunstmatige intelligentie krijgt steeds meer een lichaam. Dat kan een traditionele robot zijn, maar bijvoorbeeld ook een zelfrijdende auto.
  3. Kunstmatige intelligentie wordt zelflerend en -verbeterend. Dat zien we thuis al met de slimme Nest-thermostaat, maar ook Google’s zelfrijdende auto werkt zo.
  4. En voor de mensen die zich zorgen maken: Eiben verwacht ook dat we gaan zien dat kunstmatige intelligentie getemd wordt. Mensen blijven in-the-loop en de autonomie van systemen wordt begrensd. Het risico van de drie bovengenoemde punten is namelijk dat systemen te complex worden, fysieke schade kunnen opleveren of onvoorspelbaar worden en daarom moet kunstmatige intelligentie streng gecontroleerd worden.

Evolutionaire robotica

Volgens Eiben kijken we tegenwoordig op een andere manier naar kunstmatige intelligentie dan vroeger. “In de vorige eeuw zagen we het jaar 2000 voor ons met denkende machines; nu kijken we naar 2050 met (inter)acterende machines. Het ging eerst alleen om intelligentie, maar nu ook om de fysieke belichaming daarvan.”

Evolutionaire robots kunnen ons verrassen - Guszti EibenEn ook de manier waarop men met robotica bezig is, is veranderd. Bij de mainstream robotica wil men een goede oplossing ontwerpen en bouwen, en bij evolutionaire robotica moet dat gedurende een langere tijd ontstaan. “Evolutionaire robots kunnen problemen oplossen die op andere manieren niet kunnen worden opgelost. Ze kunnen zich on-the-fly aanpassen; zichzelf herprogrammeren zonder dat er mensen aan te pas komen. Ze kunnen ons verrassen en hiermee kun je nieuwe vormen van kunstmatig leven en intelligentie creëren.”

Dat is meteen iets wat het juist een beetje eng maakt en waar steeds meer mensen zich zorgen over maken. De Amsterdamse hoogleraar is hier niet zo bang voor, zolang we maar de juiste maatregelen nemen. Hij ziet vooral de mogelijkheden van zijn vakgebied.

Voetbal

Als voorbeeld neemt hij robots die voetballen. Verschillende internationale universiteiten houden al jaren toernooien in robotvoetbal en Eiben is er van overtuigd dat je de wedstrijd uiteindelijk enkel kunt winnen dankzij evolutionaire robots.

Robotvoetbal

“Wat is de optimale lichaamsvorm voor het spelen van voetbal? Ik ben er niet van overtuigd dat zo’n robot twee benen moet hebben. En bij een bepaalde lichaamsvorm is vervolgens de vraag: wat is de ideale aansturing voor het team en het individu? Evolutie is de beste manier om die vragen te beantwoorden.”

Eiben verwacht dat dat er toe leidt dat in 2050 een team van robots het WK voetbal kan winnen van een menselijk team.

Kinderen krijgen

Mooie uitspraken, maar hoe gaat het in zijn werk. Hoe kunnen robots zichzelf verbeteren? Het is voor een leek erg lastig om daar een beeld van te krijgen.

“Eigenlijk schrijven we voor robots een soort genentische codes in de vorm van software. Die laten we toe op een robotpopulatie en vervolgens laten we de genetische codes van elkaar combineren en muteren. Robots krijgen eigenlijk kinderen. Dan volgt de selectie: wie is het beste in de opdracht die de robots hebben gekregen. Ze maken dus eigenlijk zelf hersenprogramma’s en testen die. De robots geven elkaar les en vertellen hoe ze iets het beste kunnen doen”, legt Eiben uit.

“Een voorbeeld: we geven een aantal robots opdrachten om niet te botsen. In het begin maken ze er een een puinhoop van, maar na een half uur kunnen ze allemaal probleemloos rondrijden zonder dat we verder hebben verteld hoe precies.”

Deze onderzoeken zijn nog puur softwarematig, maar er wordt ook al onderzoek gedaan naar robots die fysiek veranderen. “In Nature werd eerder dit jaar een onderzoek gepubliceerd naar een robot die zichzelf kan herstellen als je een poot uittrekt. Dit werkt via evolutie.”

Geboortekliniek en creche

Je moet een soort geboortekliniek hebben voor robots - Guszti EibenWat overeind blijft staan zijn de potentiële risico’s van robots die we niet meer onder controle hebben en die hun eigen leven gaan leiden. “Als een evolutionair proces in een computer opstart moet je hem in het ergste geval opnieuw installeren. In de echt wereld kun je bijvoorbeeld systemen krijgen die vijandelijk gedrag gaan vertonen”, realiseert Eiben zich ter degen.

“In mijn ogen moet je daarom een soort geboortekliniek hebben waarin de robots evolueren. Die je zou kunnen afsluiten om het evolutionaire proces te kunnen stopzetten. Daar omheen zit een soort creche, een beschermde omgeving waarin robots dingen te leren. Pas als de robots een soort eindexamen afleggen, dan mogen ze zich pas voortplanten”, schetst Eiben.

Het klinkt logisch, maar het blijft lastig om je precies voor te stellen hoe dat in de praktijk in zijn werk gaat. En om de geluiden van critici weg te nemen is waarschijnlijk meer nodig, dan een dergelijk plan. Maar daar is ook nog de tijd voor. Voorlopig hebben we nog vooral te maken met robots die uit zichzelf rond te rijden en niet te botsen.