Wat was het een feest afgelopen zondag. Na een teleurstellende start verstomde even het gezang op de oranje-tribunes in het Oostenrijkse plaatsje Spielberg. Tot Max Verstappen aan het eind van de Grand Prix korte metten maakte met zijn grote concurrenten Vettel, Bottas en LeClerc. Tienduizenden Nederlanders de baan op. Tranen bij de Japanners van Honda. De mooiste race van dit seizoen, en misschien wel de mooiste overwinning van Max tot nu toe. En ja, ik was er gewoon bij.
Of de F1-race die je bezoekt zo uitpakt, weet je van te voren natuurlijk niet. Toen ik twee jaar geleden voor het eerst de Grand Prix van Oostenrijk bezocht viel Max Verstappen al na een halve ronde uit met motorpech. Een jaar later won hij er, maar koos ik voor de Grand Prix van Frankrijk in het Zuid-Franse plaatsje Castellet. Alhoewel Max daar een knappe tweede plek pakte, was het een oersaaie race. Wat de situatie niet veel beter maakte, was de slechte infrastructuur rondom het circuit van Paul Ricard, waardoor we na afloop van de kwalificatie en race uren vast stonden op het parkeerterrein.
Groot verschil Paul Ricard en de Red Bull Ring
Na beide Formule 1 ervaringen viel me afgelopen weekend dan ook weer op hoe groot het verschil tussen twee Grand Prix’ voor een bezoeker kan zijn. In Oostenrijk bezochten afgelopen weekend meer dan 200.000 mensen de race, en toch hebben we nergens echt lang hoeven wachten. Stonden we in Frankrijk uren in de rij voor een pistoletje jambon, vlogen in Oostenrijk de broodjes (brat)wurst, ijsco’s en glazen bier in moordend tempo over de toonbank.
Met temperaturen boven de 30 graden en vele tienduizenden bezoekers had zo’n groot evenement makkelijk uit kunnen lopen op vervelende situaties, maar door de uitstekende voorzieningen op en rondom het circuit was de sfeer juist goed, gezellig en veilig te noemen. Dat maakte het complete raceweekend – met de overwinning van Max Verstappen als kers op de taart – voor de bezoekers tot één groot feest. Precies het feestje dat we volgend jaar in Zandvoort hopen te vieren als de Dutch Grand Prix Nederland aandoet. Daarom een paar verzamelde tips voor de organisatie:
1. Contactloos betalen
Apple Pay mag in Nederland pas net geïntroduceerd zijn, in Oostenrijk is het al langer in gebruik en daarom is contactloos betalen overal de standaard. Op het circuit gebeurt dat overigens met een speciale RFID-kaart, waarop je op diverse plekken langs de baan steeds een bedrag kunt storten (via pinpas, cash of Apple Pay).
Met deze kaart kun je vervolgens overal afrekenen. Niks geen gedoe met muntjes of portemonnee’s. De meeste bezoekers staken de kaart gewoon bij hun ticket aan de keycord om hun nek. En het saldo wat je overhoudt, kun je na afloop van het evenement via een speciale website gewoon weer terug op je rekening laten boeken.
2. Iets te eten? Hou het simpel
Het is een beetje een trend in festival-land geworden: 30 verschillende foodtrucks of eettentjes met allerlei verschillende soorten voedsel. Of je nou falafel, friet of verse pasta wil, het is allemaal te krijgen. Leuk voor millennials, maar de gemiddelde Formule 1-fan wil gewoon een broodje worst en een koud glas bier.
Leuk voor millennials, maar de gemiddelde Formule 1 fan wil gewoon een broodje worst en een koud glas bier Deel deze quoteIn Oostenrijk waren de eetopties nog steeds stukken uitgebreider dan dat, maar in principe was de keuze er overal vrij simpel. Bij de ijstenten werden overal zes verschillende ijsco’s verkocht: Een calippo, rakketje, twee magnums en twee cornetto’s. En omdat kiezen dan veel simpeler is, zijn de rijen overal stukken korter.
3. BYOB
In zowel Frankrijk als Oostenrijk was het bezoekers toegestaan om zelf eigen eten en drinken mee te brengen naar het circuit. Zou dus best bepaald kunnen zijn door de Formule 1 zelf. Nu is dat niet alleen kostentechnisch voor veel bezoekers een voordeel, in verband met het warme weer was het ook gewoon de veiligste optie.
Liters water werden er weggedronken, en dus brachten veel mensen zelf een paar flessen mee. Overigens hadden de vele eet- en drinkstands niks te klagen over gebrek aan omzet, want buiten de zelf-meegebrachte (fris)drank en snacks kozen velen uiteindelijk toch voor een ijskoud biertje van de tap naast het circuit.
4. Lopen geen probleem
Bezoekers van Lowlands kennen het wel: Parkeren doe je in een weiland, op 1,5 KM van het festivalterrein. Zo gaat dat ook bij de Grand Prix van Oostenrijk. Het circuit kent diverse aanrij-routes en zodra je de snelweg verlaat wordt je door diverse verkeersregelaars naar een veldje gestuurd. Niks zelf kiezen uit P1 t/m P14, gewoon de aanwijzigingen van de officials volgen en parkeren in het gras naast je voorganger.
Daarna is het nog een flink eindje lopen naar het circuit, inclusief loopbrug. Ja, dat is wel even pittig als het 30 graden is. Maar doordat het circuit na afloop van het event ook gefaseerd leegloopt is er meer ruimte voor bezoekersspreiding en ontstaan er ook geen grote opstoppingen bij het verlaten van het parkeerterrein.
5. Verstevig die tribunes
Dansen en stampen kunnen ze, die 50.000 Nederlanders die afgelopen weekend bij de GP van Oostenrijk aanwezig waren. Van Links naar Rechts werd luidkeels meegezongen tot de laptop van DJ Ötzi het door de hitte begaf. Dat maakte de fans niet veel uit, die stampten toch wel door. Voor zover dat na dit weekend nog niet duidelijk was: Nederlandse fans houden wel van een feestje. Dus regel een goeie DJ en zorg ervoor dat die tribunes tegen een stootje kunnen. Er wordt wat af gesprongen.
6. Genoeg personeel
Het lijkt een inkoppertje, maar zorg voor genoeg (ervaren) horeca-personeel. Het contactloos betalen bespaart al zeeën van tijd, maar de mensen die de diverse eettentjes bemanden opereerden net zo goed als een geoliede machine. In de ijstent van Ola stonden overal minstens 4-man/vrouw personeel. Eentje die de bestelling aannam en (contactloos) afrekende, eentje die de order gelijktijdig verzamelde, eentje die de voorraad continu bijvulde, en eentje die even andere zaken op kon lossen (of even bij kon komen). En zo rouleerde het hele stel. Een rij heb ik er het hele weekend niet zien staan, en dat terwijl de ijsco’s niet aan te slepen waren.
7. Geef elke tribune zijn eigen ‘fan-zone’
Een race-circuit is een vrij groot terrein met tribunes die vaak kilometers uit elkaar staan. Van die automatische bezoekersspreiding moet je optimaal gebruik maken. Bij elk ’tribune-gebied’ had de Oostenrijkse organisatie dan ook zijn eigen mini-fan-zone ingericht. Dat wil zeggen: Achter de tribunes die je op televisie ziet staan eettentjes, merchandise-stands, picknicktafels en zelfs een soort bierhal waar muziek werd gedraaid. De toiletten waren hoogwaardige WC-units met koud stromend water, papier en zeep(!). Er was dus alle reden om zo vroeg mogelijk naar je tribune te gaan en daar de hele dag te blijven voor een goed Oranje-feest.
8. Veiligheid van de bezoeker is key
Veiligheid tijdens dit soort massale sportevenementen is natuurlijk prioriteit nummer 1. De organisatie had daar in meerdere opzichten goed rekening mee gehouden. Het feit dat mensen zelf drank en parasols mee mochten nemen is daar een voorbeeld van, maar de luxe toiletvoorzieningen en sproeiers waar iedereen even zijn pet, shirt of badhanddoek kon nat maken met ijskoud water waren onder deze weersomstandigheden net zo belangrijk. Alhoewel er een paar keer een ambulance moest worden ingezet om mensen die onwel waren geworden te helpen, wist iedereen zo het warme raceweekend goed door te komen.
Het eerbetoon aan Niki Lauda vlak voor de race waarvoor de organisatie tienduizenden rode petjes had uitgedeeld op de tribunes, was meer dan een emotioneel moment in het programma. De rode petjes voorkwamen namelijk ook dat fans zonder hoofddeksel die dag een zonnesteek opliepen. Zo werd overigens van meer nood een deugd gemaakt: dat de fans na afloop van de race via het circuit mochten teruglopen was niet alleen fantastisch om mee te maken, het verdeelde het huiswaarts-kerende publiek keurig in meerdere stromen. Behalve de Charles LeClerc fans, waren er onder hen zo maar weinig die over het weekend ook maar iets te klagen hadden.