Numrush

Bernie Ecclestone: De opkomst en ondergang van een circusdirecteur

De winterslaap van de Formule 1 is voorbij. Nadat de auto’s in Barcelona hun eerste meters maakten, kunnen we constateren dat er nogal wat is veranderd: de bredere banden en alle aerodynamische flipflapjes vallen onmiddellijk op. Wereldkampioen Nico Rosberg is met de noorderzon vertrokken en hekkensluiter Manor alsnog op de fles. De grootste verandering zit echter dieper. Het Formule 1-circus is van eigenaar veranderd. En de nieuwe eigenaar, Liberty Media, heeft de oude circusdirecteur meteen aan de kant gezet. Bernie Ecclestone is niet langer de baas.

I don’t make money, I make deals

Ruim veertig jaar trok Ecclestone in de Formule 1-wereld aan alle touwtjes. Ook al raakten al die touwtjes voortdurend in de knoop. Bernie regelde het. “I don’t make money, I make deals,” was zijn mantra. Het verhaal gaat dat Bernie als schooljochie een trein eerder naar school nam om bij de bakker alle koeken en taartjes op te kopen. Een half uurtje later verkocht hij alle zoetigheid met een kleine winstmarge aan zijn klasgenoten, voor wie hij al dat lekkers had gereserveerd. Inmiddels behoort Ecclestone tot de rijksten der aarde, met een geschat vermogen van bijna 3 miljard.
Jochen Rindt blijft mijn favoriete coureur, maar hij was niet de allerbeste. Dat was Prost. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd Ecclestone (geboren in 1930) handelaar in motoronderdelen. Auto’s deed hij ook. Hij hield van racen, maar na een paar crashes besefte hij dat zijn leven hem liever was. In 1958 probeerde hij zich nog te kwalificeren voor de Grand Prix van Monaco en Engeland. Tevergeefs. Hij werd manager van coureurs.

Fatale crashes slecht voor de sport

Zo was hij in de jaren zestig de manager van Jochen Rindt. De snelle Oostenrijker was in 1970 op weg naar de wereldtitel, maar op Monza sloeg het noodlot toe. Rindt crashte tijdens de training. Ecclestone was snel ter plaatse, maar keerde huilend, met Rindts helm in zijn handen, terug in de pits. Rindt werd de eerste posthume wereldkampioen in de Formule 1. In 1972 nam Ecclestone het zieltogende raceteam van Jack Brabham over. Binnen drie jaar stond er een goed lopende organisatie met prachtige bolides en nog belangrijker: winnaars. Carlos Reutemann, Carlos Pace en Niki Lauda wonnen races, Nelson Piquet werd zelfs wereldkampioen.

Als teameigenaar zag Ecclestone als eerste de enorme mogelijkheden in de combinatie van de Formule 1 en televisie. In 1973 richtte Ecclestone de Formula One Constructors Association (FOCA) op. Samen zouden de teams sterker staan en meer kunnen verdienen. Dat Ecclestone daarbij een zeker percentage in eigen zak stak, vonden de andere teambazen geen probleem. Ecclestone begon de Formule 1 te organiseren, te stroomlijnen. Het circus werd herkenbaar voor een groter publiek. Meer en meer races werden uitgezonden op de televisie. Grotere sponsoren (met name uit de tabaksindustrie) raakten geïnteresseerd. Het geld stroomde binnen.

De sponsoren zagen echter liever niet hoe mannen verbrandden of verongelukten tussen hun reclame-uitingen, dus de Formule 1 moest wel veiliger worden. Ook daar zorgde Ecclestone voor. Na de fatale crash van Ronnie Peterson op Monza stelde Ecclestone professor Sid Watkins aan als veiligheidsspecialist. Watkins zorgde voor de juiste doktoren rond het circuit, voor reddingsteams, helikopters, communicatie. En deugde er iets niet dan waarschuwde hij Ecclestone, die zich prompt aan het eind van de pitstraat posteerde met de mededeling dat er geen meter gereden werd voor Watkins zijn zin kreeg. En het werkte.

Televisierechten voor een habbekrats

Ecclestone leefde intussen van de FOCA. Zijn Brabham-team, gekocht voor zo’n 100.000 Pond, had hij voor vijf miljoen doorverkocht. Natuurlijk zagen andere organisaties, zoals de internationale autosportbond (de FIA), de groeiende invloed van de FOCA tandenknarsend aan.  Begin jaren tachtig ontwikkelde zich dan ook een machtsstrijd die de Formule 1 bijna in tweeën scheurde. De grote constructeurs (Ferrari en Renault) stonden aan de kant van de bond, de Engelse teams aan de kant van Ecclestone.

Races werden geboycot, list en bedrog vierden hoogtij. “De grootste show op aarde is bezig zichzelf om zeep te helpen,” zuchtte drievoudig wereldkampioen Jackie Stewart. Uiteindelijk kwam er een deal. De FIA bleef de baas over de Formule 1 en mocht de regels bepalen, Ecclestone kreeg het beheer over de commerciële rechten (waaronder de televisierechten) en de verdeling van de inkomsten. De FIA vond zichzelf de winnaar, maar Ecclestone begreep dat de Formule 1 geen sport meer was, maar business.

Op vals sentiment zul je Ecclestone dan ook niet zo snel betrappen. In de loop der jaren liet hij talloze roemruchte Grand Prix’ van de F1 kalender schrappen omdat ze zakelijk niet langer rendabel waren. Wij Nederlanders waren er in 1985 de dupe van, toen op het circuit van Zandvoort de allerlaatste Formule 1 race ooit verreden werd. In een interview uit datzelfde jaar met Studio Sport verslaggever Mart Smeets wordt duidelijk waarom: Bernie couldn’t care less om die gierige Hollanders, als het hem geen centen oplevert. Overigens kan hij het zelfs jaren later niet nalaten ons te plagen met het in zijn ogen troosteloze circuit in de duinen:

Senna en Prost: De gouden F1 jaren

Gouden jaren volgden. Onder Ecclestones leiding groeide de Formule 1 uit tot een gelikt mondiaal mediaspektakel. De rivaliteit tussen Senna en Prost en de wedergeboorte van Ferrari met Michael Schumacher zorgden natuurlijk voor een geweldige show. De prijzen stegen, de salarissen ook. Iedereen tevreden. Ecclestone richtte het Formula One Management op, dat alle activiteiten op en rond de circuits, op en top regelde. Het vervoer van alle teams, de televisieuitzendingen, de VIP-hospitality.

De dood van Ayrton Senna genereerde een hoop publiciteit. Goed voor de Formule 1. Ecclestone regeerde volgens het aloude verdeel- en heersprincipe. Partijen die ontevreden waren en dreigden op te stappen werden zoet gehouden met een extraatje, partijen die dreigden te bezwijken onder de hoge kosten werden gesteund. Belangrijke of omstreden transfers van coureurs? Ecclestone was erbij betrokken. Niets ontging hem. Als een tsaar wandelde Ecclestone door de paddock, in gezelschap van koningen, politici, multimiljardairs en oliesjeiks. 

Drie huwelijken en een beursgang

Voor de buitenwereld was Ecclestone liefst een enigma. Natuurlijk ging hij journalisten niets vertellen over zijn transacties en politieke spelletjes. Interviews met hem waren dan ook tenenkrommend, flauw en vol wedervragen. Anderzijds liet hij regelmatig de meest bizarre uitspraken optekenen. Liefst met een sardonische grijns, hij wist precies wat hij deed. Ecclestone trouwde driemaal.

Vrouwen zouden in het wit gekleed moeten zijn, net als de andere keukenapparatuur Zijn bekendste vrouw was Slavica Radic, een fotomodel twee koppen groter dan hij, aan wie hij bij de scheiding in 2009 bijna de helft van zijn vermogen kwijt raakte – zijn grootste fout, erkende hij. Toen een van zijn dochters trouwde, vond hij het maar niks dat hij haar moest weggeven – “ik had haar liever verkocht.”

Het ging mis toen Ecclestone met zijn Formule 1 naar de beurs wilde. Ineens moest hij inzage geven in zijn ingewikkelde netwerk van holdings en van geheime deals. Ecclestone was gedwongen een deel van zijn aandelen te verkopen. Het grote geld raakte op drift. Schandalen kwamen aan het licht. Ecclestone bleek voor 44 miljoen dollar betaald te hebben om de belastinginspectie op afstand te houden. In een dreigende rechtszaak hierover schikte hij voor nog eens 100 miljoen. Het kon eraf. Meer dan ooit leek de Formule 1 uitsluitend om het grote geld te draaien.

Investeringsmaatschappij CVC die in 2005 eigenaar werd van de Formule 1, maar Ecclestone aanhield als circusdirecteur, was alleen geïnteresseerd in de winstcijfers. De Formule 1 begon zich van zijn tradities, en van het publiek dat hier sterk aan hecht, te vervreemden. Al heel vroeg besefte Ecclestone dat de Europese landen de hoge kosten niet meer konden opbrengen. “Europa is geschiedenis,” bromde hij en richtte zijn blik oostwaarts, waar het geld niet op kon. Maleisië, Singapore, China, Zuid-Korea, Bahrein, Abu Dhabi. Al leefde de Formule 1 er helemaal niet en was een toegangskaartje voor de gewone man veel te duur, als er maar goed aan verdiend kon worden.

Hekel aan social media

Bernie Ecclestone was een ouderwetse businessman. Een man een man, een woord een woord. Liefst cash. Televisiekijkcijfers waren zijn alfa en omega. Verder keek hij niet. Een veranderend publiek met veranderende behoeftes bestond voor hem niet. Social-media lieten hem koud. Pas wanneer iemand hem kon vertellen wat ermee te verdienen viel, schamperde hij.

Volgens mij is de social media hype van korte duur. Zelfs de social media mensen zelf komen er nu al op terug. Onder Ecclestone’s leiding werd de Formule 1 een wereldsport. Maar er is de laatste decennia ook van alles scheef gegroeid. Wordt dat nu anders?  Wil de nieuwe eigenaar de Formule 1 weer op aarde zetten, dan zullen zij eerst heel wat lucht uit de zeepbel moeten laten lopen. De Formule 1 moet weer betaalbaar worden, voor toeschouwers, organisatoren en teams. Een eerlijke verdeling van de inkomsten is dan nog maar het begin. “Het zal tijd kosten,” verklaarde Ross Brawn, een van de nieuwe directeuren. Bovendien is Liberty Media natuurlijk niet met filantropische bedoelingen het miljardencircus binnen gestapt.

En Ecclestone? We zullen hem nog vaak terug zien op de grid. Ik weet zeker dat hij wacht op een kans om zijn schepping weer tegen een lagere prijs terug te kopen.

Foto’s: Wikimedia, Red Bull Content Pool