Monza. Mijn favoriet. Snelheid, schoonheid, hartstocht, historie, tragedie, poëzie. Wat willen we nog meer van de Formule 1?
Monza is na Brooklands (in onbruik) en Indianapolis het oudste permanente circuit ter wereld. Het werd geopend in 1922 en is eigenlijk altijd dezelfde no-nonsense baan gebleven. Lange rechte stukken met vette bochten. Meer hoeft het niet te zijn. Geen “infield”-gefröbel, zoals op Silverstone en Hockenheim.
Alleen chicanes zijn er in de loop der jaren bijgekomen, omdat de coureurs de verleidingen van de al te snelle bochten anders niet konden weerstaan.
Al in 1924 werd het team van Alfa Romeo door de wedstrijdleiding op Monza gewaarschuwd: als hun coureur Antonio Ascari zo onstuimig en gevaarlijk snel door de bochten bleef gaan, dan zagen zij zich genoodzaakt hem uit de race te nemen.
Ascari wist het zelf ook. De betovering van de snelheid, zei hij eens, was bijna niet te weerstaan. Gold dat eenendertig jaar later ook voor zijn zoon Alberto? Tijdens een onschuldige testritje zou de tweevoudige Formule 1-wereldkampioen kalm aan doen, maar toch ging hij steeds harder, tot hij verongelukte in de bocht waar nu de Variante Ascari ligt.
Snelheid, snelheid. Het rondje van ruim vijf kilometer is voor 75% vol gas. Ondanks alle chicanes is Monza nog altijd de snelste baan van het jaar. Juan Pablo Montoya reed er tijdens de trainingen in 2004 de snelste ronde ooit, met een gemiddelde van 262,242 km/u. Gemiddeld! Dus inclusief chicanes, Parabolica en Lesmobochten.
Rij even met hem mee:
https://www.youtube.com/watch?v=_3-j7O9OSps
Met de auto’s van 2018 worden er voortdurend baanrecords gebroken. Ik ben benieuwd of ook het record van Montoya komend weekend sneuvelt.
De snelste race uit de Formule 1-historie reed Michael Schumacher op Monza in 2003. Met een gemiddelde snelheid van 247,585 km/u was de Grand Prix binnen een uur en een kwartier voorbij.
Deze duizelingwekkende snelheden, de intense verhalen, de bijna religieuze beleving van de Tifosi, samengevoegd in de fraaie beslotenheid van het Koninklijke Park, maken Monza tot het summum van de Grand Prix-racerij.
Slipstream
Lange tijd was Monza hét circuit waar je kon “slipstreamen”. Op het lange rechte eind kon je in het kielzog van je tegenstander door de verminderde luchtweerstand extra snelheid ontwikkelen en er dan vlak voor de bocht voorbij schieten.
Nu de auto’s aerodynamisch al te gevoelig zijn geworden, is het lastiger: de vuile lucht (de turbulentie achter de auto) maakt de achtervolgende auto te onrustig. Toch zullen tijdens de trainingen teamgenoten elkaar nog wel een “tow” proberen te geven.
Slipstream-duels maakten de Grand Prix in het verleden soms tot op de finishlijn superspannend. In 1969 was de race, over bijna 400 kilometer, tot in de laatste meters een thriller. De vier leiders wisselden al slipstreamend voortdurend van plek, tot na de laatste bocht Jackie Stewart de beste eindsprint had:
Volgens Stewart was het allemaal perfect gecalculeerd. Met zijn team samen had hij de hele zaterdag gezocht naar de ideale versnellingsbakverhoudingen, zodat hij met een bijna lege tank vanuit de laatste bocht op weg naar de finish alleen nog maar van drie naar vier hoefde te schakelen. Omdat de anderen nog door moesten schakelen naar vijf won hij met 30 centimeter verschil!
Die zege leverde Stewart tevens zijn eerste wereldtitel op. In zijn memoires vertelt Stewart hoe hij met de bokaal in de hand en de lauwerkrans nog om, samen met zijn vrouw, via een wc-raam wist te ontsnappen aan de dolenthousiaste menigte die meteen na de race het circuit overspoelde.
Super Swede
In 1973 werd Stewart voor de derde en laatste keer wereldkampioen, opnieuw op Monza. Een fenomenale inhaalrace na een lekke band leverde hem een vierde plaats op, precies genoeg voor de titel. De race werd gewonnen door Ronnie Peterson.
Peterson werd in zijn beste dagen beschouwd als de snelste coureur van allemaal. “Super Swede” deed dingen met een Formule 1-auto die anderen voor onmogelijk hielden. Driften, glijden, dwars door de bochten, met een paar wielen naast de baan, altijd en alles volle bak.
Monza, het scheurcircuit bij uitstek, lag Peterson. Hij won er opnieuw in 1974 en in 1976, in auto’s die op dat moment beslist niet de beste van het veld waren. Maar ook dát tekende Peterson: hij was nu eenmaal niet de meest geslepen coureur. Hij had een neus om steeds voor het verkeerde team te kiezen. Lotus, March, Tyrrell: steeds kreeg hij te maken met auto’s en teams die net over hun top waren of precies dat jaar compleet faalden.
Toen hij in 1978 eindelijk in een winnende auto terugkeerde bij Lotus, werd hij contractueel gedwongen om tweede viool te spelen achter Mario Andretti. En uitgerekend op Monza raakte hij betrokken bij een van de ergste startcrashes uit de geschiedenis. Tien auto’s klapten op elkaar. De Lotus van Peterson sloeg frontaal in een vangrail en vloog in brand.
Een aantal coureurs wist de Zweed uit het brandende wrak te bevrijden. Met lichte brandwonden en gecompliceerde beenbreuken werd hij na lang wachten afgevoerd. Door een verkeerde medische behandeling overleed Peterson daags daarop in het ziekenhuis.
Omdat het veertig jaar geleden is, neem ik een hele tribute op in deze vooruitblik. Formule 1-fans kunnen niet anders dan hiervan genieten. Ronnie Peterson, de onbeloonde held, een van de spectaculairste hardrijders uit de Formule 1-geschiedenis:
Ferrari
De kathedraal van de Formule 1 gaat pas echt uit zijn dak wanneer er een Ferrari wint. Sinds 1950, het begin van het Formule 1-wereldkampioenschap, triomfeerde Ferrari maar liefst 18 keer in “eigen huis”. Bijna de helft daarvan was ook nog eens een dubbelzege.
Beroemd is de een-twee-zege uit 1979: Jody Scheckter won en werd wereldkampioen, omdat Gilles Villeneuve keurig in zijn spoor bleef rijden.
Misschien nog wel beroemder is die uit 1988. Omdat Ayrton Senna zich in een van de laatste ronden verslikte in een achterblijver, pakten Gerhard Berger en Michele Alboreto de dubbel. Een extra emotionele zege omdat het nog maar kort na het overlijden van de “Commendatore” was.
Het kon ook vreselijk misgaan voor de Scuderia. Neem deze blooper uit 1993. Alesi, die na afloop van de kwalificatie de fans rustigjes toezwaait, ziet te laat zijn teamgenoot Berger op volle snelheid naderen. Op het moment dat Alesi plaats wil maken heeft Berger zijn inhaalactie al ingezet…
De jaren negentig waren niet zo succesvol voor Ferrari. Totdat Niki Lauda er adviseur werd en hij erin slaagde de snelste coureur uit die tijd naar Maranello te halen: Michael Schumacher. Schumacher is recordhouder op Monza met vijf overwinningen, en hij boekte die zeges allemaal in een Ferrari.
De eerste meteen in 1996, het eerste seizoen dat hij voor Ferrari reed. Het Koninklijke Park ontplofte. Niets is mooier, vertelde Gerhard Berger eens, dan winnen in een Ferrari op Monza. “Dan pas weet je waar je als kind altijd van gedroomd hebt.”
In 1998 was het opnieuw raak, een dubbelzege zelfs. Eddie irvine wordt tweede. Zie hoe de euforie losbarst. Oplettende kijkers zien zelfs een nog jonge Maurizio Arrivabene (momenteel teamchef bij Ferrari) in de pitstraat:
Titelstrijd 2018
Kan Ferrari de prestatie van twintig jaar geleden herhalen? De laatste Ferrari-zege in Monza dateert alweer uit 2010. In Spa liet Vettel echter zien dat Ferrari momenteel de snelste auto heeft. De wijze waarop hij Hamilton voorbij reed in de openingsronde is veelzeggend.
Daarna controleerde Vettel de race als in zijn beste dagen bij Red Bull. Hij had nog harder gekund, maar vond het bij een marge van dik vijf seconden wel genoeg. Mercedes-chef Toto Wolff verklaarde dat Mercedes boven zichzelf uit zal moeten stijgen om Ferrari te stoppen. Nu schiet Wolff graag in die underdog-rol, maar deze keer ben ik bang voor hem dat hij gelijk krijgt.
Hamilton staat weliswaar 17 punten voor in de strijd om de wereldtitel en in het hybride-tijdperk is Mercedes op Monza nog altijd ongeslagen. Komende zondag kan Hamilton zelfs Schumacher evenaren wat betreft het aantal zeges op de Pista Magica. Toch, voor komende zondag heeft Ferrari momenteel de beste papieren.
Red Bull kijkt vooruit naar Singapore
En Max? Achter de twee topteams is hij momenteel zo’n beetje in zijn eentje “best of the rest”. Monza is geen circuit voor de Red Bull met een Renaultmotor achterin. Natuurlijk reed Ricciardo vorig jaar van P16 naar P4, maar de topteams bleven ook toen buiten bereik. Hoewel Ricciardo nog wel Räikkönen inhaalde met deze briljante manoeuvre:
https://www.youtube.com/watch?v=mPJLvglW5-o
Goed mogelijk dat Red Bull voornamelijk vooruitkijkt naar Singapore, en dit weekend al onderdelen gaat wisselen en gridstraffen zal incasseren om optimaal te kunnen presteren in de nachtrace, waar Red Bull veel meer kans maakt.
Vorig jaar wisselden allerlei teams (vooral met Renault-power) voor de race in Monza hun motoren, waardoor de startgrid flink door elkaar geschud werd. Lance Stroll mocht zelfs van de eerste startrij vertrekken! Een plek die zonder motorwissel aan Max had toebehoord.
Al vroeg in de race verslikte een ongeduldige Max zich in Felipe Massa, waardoor hij tenslotte op een ronde achterstand als tiende finishte. Max heeft gewoon nog nooit de benodigde power voor een lekkere race op het snelste circuit van het jaar gehad.
Zal het volgend jaar anders zijn?
Foto’s Red Bull Racing via GEPA/Charles Coates/Lars Baron/Getty Images – Red Bull Content Pool
Circuit vector via Wikimedia, CPetty-wiki [CC-SA 3.0]
Gif via Giphy