Hoe kan de verspreiding van nepnieuws worden aangepakt? Al bijna een jaar houdt die vraag de media in zijn greep. Nadat duidelijk werd dat de verspreiding van nepnieuws op Facebook – en in mindere mate ook op Google en Twitter – een rol van betekenis had gespeeld bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen vorig jaar november, gaat het wekelijks over nepnieuws.
Elger van der WelWekelijks schrijft Elger van der Wel een column over innovatie in de journalistiek en media. Deze week schrijft hij over de toekomst van nepnieuws.Er werd een heleboel onderzoek gedaan naar wie er achter nepnieuws zitten, hoe het zich verspreidt en naar de maatschappelijke gevolgen. Tegelijkertijd voeren media en politiek de druk op bij bedrijven als Facebook om er iets aan te doen.
Facebook ging daarom in allerlei landen de samenwerking aan met lokale factcheck-partners. Zij checken artikelen die gebruikers aanmerken als twijfelachtig. Vervolgens krijgen deze berichten een label dat de inhoud wordt ‘betwist door factcheckers’.
Afgelopen week lekte er een mail uit waarin Facebook claimt dat dat beleid werkt. Artikelen die door een partner van Facebook het label ‘nepnieuws’ hadden gekregen, behaalden vervolgens 80 procent minder impressies, citeert BuzzFeed News uit de mail. Het internetbedrijf moet echter ook eerlijk toegeven dat het vaak meer dan drie dagen duurt voordat een artikel het label krijgt; veel te lang natuurlijk.
De grote vraag is daarnaast of de cijfers van Facebook wel knoppen of dat deze zelf ‘nepnieuws’ zijn. In het voorjaar kwam bijvoorbeeld het verhaal naar buiten dat nieuws met een label juist meer werd gedeeld. Er wordt door verschillende onderzoekers betwijfeld of mensen zich wel echt iets aantrekken van het label.
Bronnen checken
Uiteindelijk is het labelen van artikelen op Facebook natuurlijk sowieso slechts symptoombestrijding. Het werkelijke probleem is dat het grote publiek niet in staat is om nepnieuws te herkennen. Of om überhaupt te bepalen of een bron betrouwbaar is.