Het is nu echt tijd om te stoppen met het gebruik van de term nepnieuws
Elger van der Wel
Oké, nieuw is deze oproep niet. Hij wordt al ruim een jaar gedaan, maar toch: de term nepnieuws is niet (langer) de juiste term om desinformatie op internet te duiden. Het is tijd dat we, en in de eerste plaats de media, het beestje eens bij zijn naam gaan noemen: desinformatie. De term nepnieuws is in de eerste plaats namelijk te beperkt, er is meer desinformatie dan nepnieuws, en in de tweede plaats heeft hij dankzij Donald Trump een compleet andere lading gekregen.
Trump heeft met het gebruik van het woord nepnieuws twee vliegen in één klap geslagen. Doordat dat hij de term gebruikt voor tradtitionele media die hem niet zinnen, heeft hij onduidelijker gemaakt wat nepnieuws nu eigenlijk is; terwijl het een rol (los van hoe groot die is) speelde in zijn overwinnning in 2016. Daar komt bij dat het de perfecte term is om te demoniseren en het vertrouwen van het volk in een groot deel van de traditionele media te schaden.
Onderzoek
In het Digital News Report 2018 van Reuters Institute dat twee weken geleden uitkwam, werd uitgebreid aandacht besteed aan desinformatie en vooral de breedte daarvan. De verschillende vormen van desinformatie en de bijbehorende zorgen werden per land uiteengezet. Voor een goede uiteenzetting van het fenomeen gebruik ik echter graag de uiteenzetting die First Draft News begin vorig jaar heeft gemaakt.
Die organisatie onderscheidt zeven soorten des- en misinformatie, die je eigenlijk op een soort schaal kunt plaatsen. De eersten kunnen misleidend werkt, maar hebben dat niet als direct doel, terwijl dat bij de laatsten juist wel het geval is.
7 soorten nepnieuws
Satire: Dit is niet bedoeld als des- of misinformatie, maar het kan wel dat effect hebben. Zie de vele serieuze reacties die je bijvoorbeeld langs ziet komen op artikelen van De Speld. Daar moet je om lachen, maar tegelijkertijd is het natuurlijk zorgelijk.
Onjuiste connectie: Content die voorzien is van een kop of beeldmateriaal, die helemaal niet aansluiten bij het verhaal. Clickbaitkoppen bijvoorbeeld. Het motief hiervoor is over het algemeen simpel: geld verdienen.
Misleidende content: Informatie die op een misleidende manier wordt gebruikt om een onderwerp of persoon te framen. Dit kan gewoon slechte journalistiek werk zijn, maar ook propaganda.
Valse content: Dit gaat nog net een stapje verder dan misleidende content. Hierbij wordt waarheidsgetrouwe content gedeeld in een onjuiste context.
Namaak content: Content die afkomstig lijkt te zijn van een een betrouwbare nieuwsbron, maar die bron is nagemaakt. Denk bijvoorbeeld aan nagemaakte krantensites.
Gemanipuleerde content: Hierbij gaat het om echte informatie (vaak beeldmateriaal) dat zo is bewerkt dat het misleidend is.
Gefingeerde content: Eigenlijk het meest duidelijke voorbeeld van misinformatie, want het gaat hier om content die gewoon helemaal verzonnen is om mensen te misleiden of schaden.
First Draft News heeft bij deze zeven soorten content ook nog een overzicht gegeven van wat de redenen zijn dat ze geproduceerd worden. Van onschuldige humor en het simpele motief geld tot politieke beïnvloeding en propaganda. In onderstaand schema vind je hier een duidelijk overzicht van.
Zorgen
In het Digital News Report 2018 van Reuters Institute wordt duidelijk hoe groot de zorgen zijn over de verschillende soorten desinformatie in 37 landen. Al gebruiken ze daar voor het gemak weer een andere onderverdeling. In Nederland waren de resultaten als volgt:
Verhalen waar feiten zijn verdraaid ten behoeve van een specifieke agenda: 47 procent van de ondervraagden is hier bezorgd over.
Verhalen die compleet zijn bedacht voor politieke of commerciële redenen: 47 procent van de ondervraagden is hier bezorgd over.
Slechte journalistiek: 40 procent van de ondervraagden is hier bezorgd over.
Headlines die lijken op nieuws maar advertenties blijken te zijn: 31 procent van de ondervraagden is hier bezorgd over.
Satire: 18 procent van de ondervraagden is hier bezorgd over.
Daaruit kun je dus afleiden dat de zorgen van mensen ook daadwerkelijk verder reiken dan de term nepnieuws en gaan over allerlei vormen van nepnieuws. Er is echter nog meer: de ondervraagden zijn namelijk ook gevraagd naar hun zorgen over het gebruik van de term ‘nepnieuws’ op de media in discrediet te brengen. 40 procent van de Nederlanders maakt zich daar zorgen over.
Genoeg reden dus om de term nepnieuws te begraven en desinformatie gewoon desinformatie te noemen.