Terwijl je door de supermarkt loopt en het ene product na het andere in je winkelwagentje gooit, sta je er vast niet bij stil. Voordat dat product op jouw brood ligt, als tussendoortje dient of als avondmaaltijd op jouw bord verschijnt, is er een groot proces van ontwikkeling aan vooraf gegaan. Soms is dat een zichtbaar proces: een nieuwe smaak of variant van een bekend product. Vaak is dat onzichtbaar. Elke dag werken honderden onderzoekers aan de formules van producten om ze gezonder of lekkerder te maken.
Dat moet steeds sneller, zegt John Verbakel van Unilever. De wereld is aan het veranderen, constateert hij. Wat belangrijker is voor het bedrijf waar hij werkt: de consument is aan het veranderen. Wat de klant lekker vindt, wisselt volgens Verbakel steeds sneller. “Tien jaar geleden kon je zeggen dat onze erwtensoep in de winter iedere week door de huisvrouw op tafel werd gezet. Dat is niet meer zo. Daarom moeten wij heel snel nieuwe producten in de markt kunnen zetten. We kunnen de R&D-afdeling niet vragen iets nieuws te maken, waarna ze over drie jaar terugkomen. Dan is de consument alweer verder.”
“Het is heel belangrijk dat we de manier waarop we innoveren bij Unilever, specifiek bij voeding, gaan veranderen”, betoogt Verbakel. Daarom verhuist het bedrijf drie R&D-locaties in Europa naar één centraal punt: Wageningen. Toen de huisvrouw elke week dezelfde pan erwtensoep klaarmaakte, zag research & development er voor Unilever ook anders uit. “We deden alles in huis: van het onderzoek tot het op de markt brengen. In de toekomst gaan we steeds meer met anderen doen. Als R&D-organisatie moeten we in een ecosysteem zitten. Daarom is het noodzakelijk dat we naar Wageningen gaan. Daar hebben we de partners om ons heen: startups, kennisinstituten en de Wageningen University.”
“Dus we hebben daar enorm veel mensen waarmee we willen samenwerken. We kunnen niet meer alles intern doen. Daar hebben we de tijd niet voor en het kost heel veel geld.” Verbakel wil met Unilever gaan profiteren van het ecosysteem in Wageningen. Hij denkt dat er een vermenigvuldigingseffect ontstaat zodra Unilever daar met andere partijen kan samenwerken. “Dat kan een startup zijn met een goed idee. Of het is de universiteit die de laatste ontdekking heeft gedaan. Prima.”
Verbakel legt uit hoe die dynamiek er volgens hem uit moet gaat zien. “Unilever blijft zijn kerngebieden behouden: consumenteninzicht, voedselverwerking en smaak. We houden de mensen die begrijpen wat de consument wil en dat kunnen maken in een fabriek. Je kunt immers alleen goed samenwerken als je ook intern kennis hebt. Onze mensen moeten precies weten wat ze buiten moeten vragen. Zij zijn de verbinders in het ecosysteem. Zij zoeken naar ingewikkelde zaken waarvan wij zeggen dat we de kennis niet in huis hebben.”
Specialisatie
Het ecosysteem van Wageningen gaat volgens Verbakel ook andersom werken. Niet met een vraag van Unilever als startpunt, maar via de vernieuwers van buitenaf. “Dat is nog veel leuker”, zegt hij. “Er zijn duizenden entrepreneurs die allemaal ideeën hebben waar wij nog niet aan hebben gedacht. Onze mensen moeten dus ook veel meer naar buiten kijken. Al die studenten, al die wetenschappers en startups in Wageningen. Die hebben fantastische ideeën. En wij gaan daar heel dichtbij zitten.”