Numrush

Laten we stoppen met de term Internet of Things

Een mooie dag in mei 2020. Je zelfdenkende thermostaat zet de airco aan, de zonneschermen gaan automatisch dicht en met een paar stemcommando’s zorg je dat je huis een aangename omgeving wordt. Het is niet iets nieuws, dat is nu al mogelijk. Maar over een paar jaar is het de gewoonste zaak van de wereld in elk huis. Gerenommeerde onderzoeksbureaus doen stoutmoedige voorspellingen dat in 2020 elk huis 500 apparaten heeft die aan het internet zijn verbonden.

Als ik door mijn eengezinswoning loop vind ik het nog knap lastig om 500 spullen aan te wijzen die mogelijk een eigen IP-adres krijgen en kunnen “praten”. Mijn bloemenvaas? Dat zou best eens kunnen. De stoelen? Euhm…. Schilderijen aan de muur? De toiletrol? Individuele planken van mijn houten vloer die constant de status van het huis doorgeven? Of is het concepthuis over 4 jaar zo onwaarschijnlijk verandert dat het niet anders kan dat deze volledig aangesloten is op het internet?

Ik heb het nu niet over het normale internet met kattenplaatjes, bingewatch-marathons en een overdaad aan informatie. Maar het Internet of Things. Het internet der dingen. Lezers van Numrush hoef ik niet uit te leggen wat het Internet of Things is (heb je toch nog geen idee, check deze editie van RUSH Magazine), maar ik wil wel een kanttekening maken bij de marsroute die fabrikanten kiezen. Op dit moment lijkt het IoT veld vooral gevuld met technologie-georiënteerde bedrijven en uitvinders. “Gooi er een chip in met wifi/bluetooth en we hebben een IoT-apparaat” is het mantra bij veel fabrikanten. Of dat nu om wasknijpers, koelkasten, lampen of teddyberen gaat. Goedkope chips worden in de spullen gepropt en op de markt gegooid. Een fonkelende website er bij, wederom een app om je apparaat te bedienen en laat het geld maar binnenstromen.

Design boven technologie

De gemiddelde consument zit echter niet te wachten op een ‘Internet of Things’. Ze kopen geen nieuwe apparaten omdat ze met internet zijn verbonden. Dat is een te technologische benadering. Consumenten kopen een nieuw product omdat het oude stuk of aan vervanging toe is, of omdat ze een meerwaarde zien in de mogelijkheden van het kern van het product. Niet omdat er een technologisch snufje in zit. Ik voorzie een grote stap voorwaarts naar de belofte van 500 connected devices als het primaire uitgangspunt design is in plaats van technologie.

De eerste golf van IoT-producten vond plaats in de zakelijke en industriële markt. Dit is typisch een gebied waar design niet direct een doorslaggevende factor is voor de aankoop van nieuwe producten. Hier zijn operationele en technische randvoorwaarden van groter belang voor de inkoopafdeling. Producten en diensten worden beoordeeld of ze specifieke technische data goed doorgeven en of de verbindingen in orde zijn. Er is weinig aandacht voor het design van bijvoorbeeld een data-dashboard en of deze wel gebruiksvriendelijk genoeg is voor een grotere groep gebruikers. Sterker nog, hoe onduidelijker de interface, hoe groter de kans dat de consultants-tak van de fabrikant een dure training mee kan verkopen.

We komen nu in een tijdperk waarin je met moeite nog een TV kunt kopen die niet is verbonden met het internet. Waar je graag je nieuwe huis slimmer wilt maken door een thermostaat als de Nest of de Toon. Een tijdperk waar de Sonos het wint van de CD-speler en je door de drukte van het dagelijks leven wat meer gemak rondom je zoekt. We zijn een generatie die opgroeit met smartphones en slimmere interfaces. Swipen wint het van klikken, spreken gaat het winnen van typen.

Het fundamentele verschil in deze nieuwe golf van IoT is dat de verbinding niet het eindproduct is. De gemiddelde consument koopt geen IoT ‘for IoT’s sake’. De connectiviteit van een product of dienst verhoogt de waarde van het product maar is geen primaire reden om een product te kopen. Andere voorwaarden zullen zwaarder wegen zoals gebruikersgemak, design en ‘onzichtbaarheid’ van de technologie.

Onduidelijk

Ik durf wel te beweren dat de afkorting IoT een vergelijkbaar lot is toebedeeld als de term RSS als we doorgaan op de huidige weg. De syndicatie van artikelen via RSS heeft nooit een grote navolging gekregen omdat de term onduidelijk is, het gebruik omslachtig en er geen directe behoefte was bij de gewone consument om zijn “rondje websites” op te geven ten faveure van de relatief steriele omgeving van een RSS-reader (nog zo’n techno-gedreven term…).

Als we blijven volhouden dat het Internet of Things er nu echt aan komt en dat het iets is waar we allemaal mee te maken krijgen, dan vrees ik dat het een technisch gedreven innovatie-wapenwedloop wordt tussen fabrikanten waar de eindgebruiker een vervelende bijkomstigheid is bij de tekentafel en de afdeling Prototypen. Want de term is onduidelijk, “We hebben toch al een internet? Wat is dit IoT dan?”, het gebruik van de producten is omslachtig, “Een app om het licht aan te doen? Wat is er mis met een knop?” en er is geen behoefte om huishoudelijke producten te kopen omdat ze een internetverbinding hebben.

En de consument zal uiteindelijk met zijn portemonnee spreken. Want kom op… betalen via NFC op je smartphone… nog zo’n onmogelijkheid.
Goede en innovatieve producten maken ons leven makkelijker of verrijken en versimpelen het. Het connected onderdeel van dit product vereist een goed doordacht design en vaak onzichtbare aanwezigheid voor de eindgebruiker. Het IoT-component is een logisch onderdeel in plaats van een opgeplakte extra met de zoveelste app op het laatste scherm van je smartphone.

Ik pleit daarom voor twee veranderingen. Ten eerste: producenten nemen als startpunt de behoefte van de gebruiker en kiezen een product-design benadering in plaats van een technologische benadering. Ten tweede: we stoppen met het gebruik van de term Internet of Things om alle innovatie in huis, auto en stad maar te benoemen. Wat de nieuwe term zou moeten zijn, daar moet ik nog eens over nadenken. Misschien moeten we het wel houden bij een Slim Huis, Slimme Auto en Slimme Stad. Of gewoon Slimme Dingen