Volgens de Verenigde Naties is inmiddels 47 procent van de wereld aanwezig op het internet. Een flinke groei, want vorig jaar was dit vier procent minder. Maar het verschilt behoorlijk per land en per economische situatie wie het internet gebruikt, blijkt uit het onderzoek.
In Europa gebruikt 79,1 procent van de populatie het internet, wat het hoogste aantal is ter wereld. De Amerikanen en de Commonwealth of Independent States (een organisatie van landen uit de voormalige Sovjet-Unie, waaronder Rusland) volgen met 66,6 procent. Maar als we kijken naar minder ontwikkelde landen, dan is dit aantal een stuk lager. In Afrika is maar 25,1 procent online en in Arabië is dit 41,9 procent.
Maar ook per land zijn de verschillen groot. In IJsland zijn de meeste mensen online, namelijk 98,2 procent. Luxemburg (97,3 procent), Noorwegen (96,8 procent) en Denemarken (96,3 procent) volgen op de voet. Nederland staat in Europa op de zesde plaats en wereldwijd op de achtste plaats, maar hoeveel mensen in ons land online zijn maakt het rapport niet helemaal duidelijk.
Hoe rijker, hoe meer internet
Hieruit blijkt dat – niet geheel verrassend – de rijkere landen meer internet gebruiken dan armere landen. In de ontwikkelde landen is 81 procent van de inwoners een internetgebruiker, tegenover 15,2 procent in de minst ontwikkelde landen.
In totaal zijn er 3,9 miljard mensen die niet online zijn. Zij zijn niet alleen armer, maar vaak ook minder hoog opgeleid, ouder, vrouwelijk en ze wonen vaak op het platteland. Wil de Verenigde Naties dus haar doel om zestig procent van de wereldbevolking in 2020 online te hebben behalen, dan moeten ze een aantal sociale factoren ook aanpakken.
Opvallend is dat hoewel ruim de helft van de wereldwijde populatie geen internet heeft, 84 procent wel in een gebied woont waar je gebruik kunt maken van mobiel internet. Probleem is echter, zeker in armere landen, dat 20 tot 40 procent van de inwoners geen telefoon heeft. En geen telefoon, dan ook geen internet.