Gisteren werd door een grote meerderheid van de Tweede Kamer een wetsvoorstel goedgekeurd die gemeentes meer bevoegdheden geeft op het gebied van cameratoezicht. Dit houdt in dat gemeentes voortaan ook drones in mogen zetten voor toezicht en handhaving in jou wijk. Wat betekent dit eigenlijk voor ons, en onze privacy?
Wat is er nieuw?
In het verleden was er natuurlijk al sprake van cameratoezicht door de gemeente. Zij mochten hier gebruik van maken op vooraf vastgestelde locaties en met vaste camera’s, bijvoorbeeld in uitgaansgebieden of bij voetbalstadions. Drones werden al wel gebruikt, maar uitsluitend door de politie voor opsporingsdoeleinden.
Het wetsvoorstel van minister Ivo Opstelten van Justitie en Ronald Plasterk van Binnenlandse zaken geeft aan dat gemeentes voortaan ook andere vormen van cameratoezicht mogen gebruiken. Naast vaste camera’s kan de burgemeester nu dus ook kiezen voor mobiele camera’s zoals drones of camera’s in helmen van bijvoorbeeld de politie.
Waar kan ik worden gefilmd?
Aan deze nieuwe vorm van cameratoezicht zijn wel beperkingen opgelegd. Zo mogen mobiele camera’s alleen worden ingezet wanneer de openbare orde in gevaar is. Ze mogen dus niet zo worden opgesteld dat ze in woonhuizen naar binnen kijken, of op een andere manier inbreuk maken op de privacy van burgers.
Daarnaast worden de camera’s ingezet op specifieke gebieden, die vooraf worden bepaald door de burgemeester. Zo kunnen de camera’s bijvoorbeeld speciaal kunnen worden ingezet bij voetbalwedstrijden, demonstraties of speciaal gericht op hangjongeren. Er worden wel beperkingen opgesteld aan de grootte van het gebied waarin de mobiele camera’s opereren waardoor nooit een hele gemeente onder constant toezicht wordt gesteld.
Hoewel deze beperkingen positief klinken, is niet iedereen hier tevreden mee. Privacyjurist Vincent Böhre stelt dat er in het wetsvoorstel onvoldoende wordt gewaarborgd dat drones niet te pas en te onpas worden ingezet:
De burgemeester kan in grote mate zelf bepalen waar en wanneer de drones worden ingezet. Je kunt je afvragen of zo niet te veel macht bij de burgemeesters komt te liggen. De gemeenteraad heeft daar ook iets over te zeggen.
Uit het voorstel blijkt wel dat het gebruik van drones in bepaalde gebieden publiekelijk kenbaar moet zijn; burgers moeten er van op de hoogte zijn wanneer de kans bestaat dat ze worden gefilmd. Dat kan bijvoorbeeld door het plaatsen van borden, waarmee mensen in het gebied worden geïnformeerd.
Dit wil echter niet zeggen dat de camera’s zelf zichtbaar moeten zijn, en dat mensen het altijd bewust merken wanneer ze worden gefilmd! Aangezien drones een redelijk opvallende verschijning zijn zal dat niet zozeer het probleem zijn. Wel weet je als onschuldige burger niet of er door de camera vol op je wordt ingezoomd of dat de camera zich juist richt op mensenmassa’s als geheel.
En mijn privacy dan?
Iedereen heeft recht op privacy, en moet dus met rust kunnen worden gelaten. Ook de ministers erkennen dit. Mobiele camera’s zullen dan ook alleen worden gebruikt wanneer de openbare veiligheid in het geding is, of wanneer er strafbare feiten worden gepleegd. Volgens de minister moet er sprake zijn van proportionaliteit: ‘Er dient een redelijke verhouding te bestaan tussen de ernst van de inbreuk en de zwaarte van het belang dat met de inbreuk wordt gediend.’
De vraag is echter; hoe wordt deze verhouding bepaald? Hoe wordt uiteindelijk de knoop door gehakt om mobiele camera’s in te zetten? Zoals Böhre al aangaf komt er te veel macht te liggen bij één persoon: de burgemeester. Neemt hij snel het zekere voor het onzekere of zet hij de drones pas in uiterste noodgevallen? Het blijft dus een vage richtlijn. Langzaam lijkt de privacy grens steeds verder op te schuiven, en dit nieuwes wetsvoorstel is een goed voorbeeld waarbij – door de vage regelgeving – de kans groot is dat deze trend zich doorzet.
Böhre vindt de beperkingen die worden gesteld in het voorstel in ieder geval onvoldoende en heeft nog goede hoop dat de Eerste Kamer het voorstel alsnog zal verwerpen, of op zijn minst af zal zwakken. Er is dus nog een sprankje hoop, maar het zal me niets verbazen wanneer er op 26 april enkele drones boven mijn hoofd cirkelen.