Hij kreeg de nodige media-aandacht omdat hij zijn huis heeft omgebouwd tot een huis dat twittert. Wat meteen het bewijs is dat hij van zijn hobby zijn werk heeft gemaakt. De Britse onderzoeker Andy Stanford-Clark is Distinguished Engineer bij IBM (de op één na hoogste technische titel binnen het bedrijf) op het gebied van het Internet of Things en heeft allerlei patenten op zijn naam staan. Ik sprak met hem over de uitdagingen die er liggen voor de verdere ontwikkeling van het Internet of Things, maar vooral ook over de mogelijkheden.
Andy Stanford-ClarkDe Brit Andy Stanford-Clark is als Distinguished Engineer bij IBM één van de belangrijkste onderzoekers op het gebied van het Internet of Things. Daarnaast is hij onder meer gastdocent aan de Newcastle University.Stanford-Clark is de chief-architect van IBM’s Internet of Things Foundation. Een oplossing voor bedrijven om de data van Internet of Things-apparaten te verwerken en die vervolgens waardevolle inzichten geeft in waar de data voor staat. Vervolgens kan de data verder worden verspreid en gebruikt binnen organisaties. “We werken bijvoorbeeld met een aantal autofabrikanten. Waaronder met Peugot-Citroën, wat we onlangs hebben aangekondigd, en General Motors”, legt Stanford-Clark uit. “Over 1,5 tot 2 jaar rollen er auto’s van de band die zelfstandig contact opnemen met de garage als er een defect is.”
“We zien ook veel interesse van bedrijven in de ontwikkeling van slimme apparaten voor in huis. Bijvoorbeeld een wasmachine die kan praten met de energiemaatschappij; zodat hij voor een laag energietarief een was kan draaien, op het moment dat de vraag naar elektriciteit laag is.”
“Een andere markt die veel interesse toont voor de ontwikkeling is die van bedrijven die hun apparatuur willen monitoren en op basis daarvan willen optimaliseren. Dit zien we in de zorg, transportsector en de landbouw, maar bijvoorbeeld ook bij verzekeraars. Die willen graag verzekerde objecten monitoren om risisco’s vast te stellen.”
Omslagpunt
Als het gaat om de technologische ontwikkelingen op het gebied van het Internet of Things, draaien die volgens Stanford-Clark uiteindelijk om de drie i’s: instrumentation, interconnected en intelligent.
“In alle onderdelen is nog veel werk te doen. Het slimmer maken van de sensoren en het er voor zorgen dat de batterij langer meegaat. Het ontwikkelen van infrastructuur waarmee de data over grotere afstanden kan worden verzonden. Maar er kan het meeste waarde gehaald uit het omzetten van de data in informatie, kennis en inzichten”, vertelt hij.
Of de ontwikkeling wordt geremd door dat we wachten op een belangrijke ontwikkeling op het gebied van één van de drie i’s? “Nee”, zegt hij. Ook al wordt 5G (de nieuwe generatie mobiele netwerktechnologie die in ontwikkeling is) vaak gezien als belangrijk voor de toekomst van IoT, het gebrek daaraan is nu geen probleem. “Het oude 2G-netwerk is heel geschikt voor data uit het Internet of Things. Het is zelfs een goede reden om het 2G-netwerk in leven te houden.”
Eigenlijk is alles wat we nodig hebben er en zitten we op een ongelofelijk spannend punt in de IoT-ontwikkeling “We hebben een omslagpunt bereikt, omdat alle bouwstenen beschikbaar zijn. Mede door de ontwikkeling van Rasberry Pi’s, Arduino’s en kant-en-klare sensoren.”
“Je hoeft niet meer te solderen om een Internet of Things-oplossing te creëren, waardoor mensen nu bij een probleem kunnen denken: hier moet een IoT-oplossing voor zijn. Een vriendin van mij heeft in twee uur een systeem gebouwt dat haar waarschuwt via een knipperend LED-je zodra de bus haar straat in rijdt.”
Standaardisering
Er hoeft niet slechts één protocol te zijn voor het Internet of Things. Deel deze quoteOp het gebied van standaardisering is er nog wel wat werk te doen. Apparaten gebruiken verschillende protocolen waardoor ze niet met elkaar kunnen praten.De onderzoeker vertelt daarover: “We zitten in een divergente periode in de ontwikkeling van Internet of Things. Er zijn allerhande protocollen en manieren om dingen te doen.”
“17 jaar geleden heb ik de technologie MQTT bedacht en die is een jaar geleden een officiële internationale standaard geworden voor het verbinden van ‘dingen’ met het internet. Honderden miljoenen apparaten gebruiken MQTT al, dus dat zal op termijn één van de grote spelers worden om er voor te zorgen dat apparaten met elkaar kunnen praten.”
“Ik weet zeker dat een convergentie gaan zien naar een kleiner aantal protocollen, maar er hoeft niet slechts één protocol te zijn om het Internet of Things mogelijk te maken.”
Los van hoe apparaten met elkaar praten, is het belangrijk hoe je de data die uit die apparaten komt aan elkaar kunt koppelen. “Die data uit allerlei bronnen kun je integreren met software zoals bijvoorbeeld Node-RED. Daarmee kun je op een simpele drag-and-drop-manier data samenvoegen. Met platforms van IBM zoals IoT Foundation en Bluemix kun je de data omzetten in andere formaten en dan weer ergens heensturen. Die diensten vormen eigenlijk de lijm tussen de apparaten en de applicaties die er mee aan de slag moeten.”
Er zijn daarnaast een aantal allianties waarin grote bedrijven samenwerken om afspraken te maken over standaarden op het gebied van protocollen, maar bijvoorbeeld ook over de formats die de metadata die onderling worden uitgewisseld, hebben. “Ik heb het afgelopen jaar meegewerkt aan Hypercat, een standaard die er voor zorgt dat Internet of Things clients aan een server kunnen vragen wat voor data zij bieden en in welke formaat.”
De snelheid van de ontwikkelingen op het gebied van Internet of Things verschilt nogal per industrie. “Afhankelijk van het voordeel dat er mee bepaald kan worden. Bedrijven zeggen: kan ik meer klanten krijgen? Kan ik mijn diensten efficiënter aanbieden? Kan ik mijn productieketen optimaliseren?”
“Het draait uiteindelijk allemaal om het economische model. Het draait om de data en wat je daarmee doet, die heeft waarde.”
Smart home
Dat geldt trouwens niet alleen voor de industrie, maar ook voor de toepassing van de techniek bij mensen thuis. Standford-Clark is al lange tijd actief op het gebied van onder meer energiemonitoring in huizen en ziet dat het besparen van energie (en dus geld) uiteindelijk een belangrijke reden is voor mensen om thuis met Internet of Things-oplossingen aan de slag te gaan.
Apparaten moet overal ter wereld direct verbinding maken met internet als je aanzet. Deel deze quoteMaar voordat alle huizen smart homes worden moet er nog wel wat gebeuren. Het is nu simpelweg nog teveel gedoe. “Een groot deel van het probleem bij de adoptie van Internet of Things door particulieren is dat mensen het idee hebben dat je informatica moet hebben gestudeerd om met die producten aan de slag te gaan. In sommige gevallen is dat helaas waar, maar sommige bedrijven hebben de tijd en moeite genomen om hier iets aan te doen en zorgen dat je meteen met een product aan de slag kunt, zonder gedoe.”
“Er zijn heel verschillende protocollen en veel producten gebruiken wifi, waarvoor je weer eerst moet verbinden met het netwerk met een wachtwoord. Technieken als LoRa en Sigfox zorgen er voor dat je een apparaat direct uit de doos met internet kan verbinden.” In Amsterdam is onlangs een LoRa-netwerk uitgerold, The Things Network, dat gratis te gebruiken is. En KPN zorgt volgend jaar voor een landelijk dekkend LoRA-netwerk. Een mooie stap in de richting van hoe Stanford-Clark het graag zou zien. “Je wilt dat een apparaat overal ter wereld direct verbinding maakt zodra je het aanzet.”
Maar als je een apparaat hebt aangesloten is er nog een probleem met de thuisproducten: de data en aansturing van verschillende producten is vaak niet makkelijk te combineren. “De mogelijkheid om data van verschillende sensoren te integreren is nu heel beperkt. Mijn Nest-thermostaat kan bijvoorbeeld niet met mijn televisie kan praten. Dat is een probleem. De fabrikanten moeten de data van hun producten meer openstellen via openbare API’s, want dan kun je data van de verschillende apparaten in huis aan elkaar koppelen.”
IBM maakt zelf al jaren geen consumentenproducten, maar werkt wel samen met de bedrijven die producten wel maken. Het bedrijf helpt ze ook om te zorgen dat apparaten verbinding kunnen maken met internet en data kunnen gebruiken via IBM’s Internet of Things Foundation.
Beveiliging
Als elk apparaat straks verbonden is met internet, zorgt dat voor extra’s risico’s op het gebied van computercriminaliteit en afluistermogelijkheden. Toch is niet alles zomaar te hacken, legt Stanford-Clark uit. “De publieke perceptie over wat je kunt hacken komt niet helemaal overeen met de werkelijkheid. Veel IoT-apparaten ondersteunen bijvoorbeeld de standaardprotocolen die worden gebruikt om toegang te krijgen tot apparaten niet. Maar dat betekent niet dat we de veiligheidsrisico’s die er zijn moeten negeren, want het is heel belangrijk.”
Je moet beveiliging vanaf de start meenemen in je ontwerpproces. Deel deze quoteEn hoe belangrijk het is, weten ze bij IBM als geen ander. “We zijn altijd al bezig geweest met veilige systemen, voor bijvoorbeeld de financiële industrie; het zit in ons bloed. Als wij met een klant een IoT-systeem ontwerpen, kijken we altijd welke data op welk niveau beveiligd moet worden. Als het nodig is kunnen we dezelfde beveiligingstechnieken voor IoT-data gebruiken, als die wordt gebruikt voor financiële transacties. Het belangrijkste is dat je beveiliging vanaf de start meeneemt in het ontwerpproces.”
“Je moet de beveiliging van onderaf regelen”, gaat hij verder. “Wij werken samen met chipfabrikanten om chips te maken waarbij encryptie in de chip zelf is ingebouwd. Hierdoor kun je garanderen dat data afkomstig is van een specifieke chip en kun je bijvoorbeeld geen data spoofen die in werkelijkheid afkomstig is van een ander apparaat. Hierdoor verklein je de mogelijkheden voor hackers.”
Toekomst
Het allerinteressantste waar Stanford-Clark op dit moment met zijn team bij IBM aan het werkt is het bouwen van systemen die zelf de data van Internet of Things kunnen analyseren. “Hierdoor hoeven mensen minder tijd te besteden aan het kijken naar de data en kan de computer zelfstandig beslissingen gaan maken. Zoals bijvoorbeeld de Watson-technologie van IBM biedt.”
Desondanks betekent dat niet dat over een paar jaar elk voorwerp online is en zelfstandig dingen beslist, denkt hij. “De ontwikkeling reguleert zichzelf, door de mate waarmee normale mensen deze nieuwe technologieën accepteren. Ook al vinden we allemaal hele coole dingen uit, het betekent nog niet dat ze ook succesvol zijn of dat de wereld verandert in iets wat we zelf niet willen. Als de techniek niet helpt mensen hun leven beter te maken, gaan mensen de techniek ook niet gebruiken.”
“Er komt geen plotselinge grote verandering door het Internet of Things. Het zal een geleidelijk proces zijn waarin bedrijven gaan zien dat een beter product kunnen leveren door IoT-toepassingen.”