Natuurlijk is het waanzin om een Grand Prix voor Formule 1-auto’s te organiseren in de straten van Monaco. “Helicoptervliegen in je eigen woonkamer,” noemde drievoudig wereldkampioen Nelson Piquet de race. “Een perversiteit,” oordeelde Lauda. En toch: zonder Monaco, zonder het kroonjuweel, is een Formule 1-seizoen niet compleet.
Glitz en glamour
Koen VergeerFormule 1 fanaat en autosport schrijver Koen Vergeer neemt je elk Grand Prix weekend mee in de roemruchte geschiedenis van de F1. Deze week Monaco, het kroonjuweel van de F1.Elk jaar eind mei suizen de snelste racewagens langs het casino, door de tunnel en langs de haven waar de superrijken vanaf hun jachten toekijken. Adel, filmsterren, celebrities en miljonairs, dat ene weekend in Monaco willen ze gezien worden.
Begin jaren zestig werd de Amerikaanse coureur Phil Hill, vies en vermoeid van de eerste trainingssessie, op de trappen van het Hotel de Paris staande gehouden door een boze barones: “Jongeman, hoor jij bij die lui die hier ‘s ochtends zo’n lawaai maken?” De welopgevoede wereldkampioen gaf keurig antwoord: “Ja mevrouw, we zijn aan het trainen.” Waarop de barones weer: “Zeg eens, kunnen jullie niet ergens anders gaan trainen?”
Monaco: het is traditie, het is glitz en glamour, het is 250 kilometer per uur scheuren op een postzegel, het is pure show. En wie even niet oplet, of te veel wil, prakt zijn bolide tegen de vangrail.
Het oog van de naald
Het bijzondere aan het circuit van Monaco is dat het sinds de eerste Grand Prix in 1929 in wezen onveranderd is gebleven. Je sloopt nu eenmaal niet een paar onbetaalbare huizenblokken voor een chicane, of de foyer van een Belle Epoque-hotel voor een grindbak.
Dus elke vierkante centimeter asfalt, elke stoeprand, elke putdeksel en ieder zebrapad heeft hier wel een verhaal. Laten we daarom gewoon een rondje Monaco doen, om te zien en te horen welke onwaarschijnlijke verhalen hier tussen de vangrails rondwaren. Vanaf start-en-finish speren we meteen de allereerste bocht in: Sainte Dévote, vernoemd naar de vrome stichtster van Monaco. De minimale uitloopstrook aan de buitenkant ligt op het voorplein van haar witte kerkje.
Meteen na de start moeten hier twintig brullende hellevegen door het oog van de naald. Dat gaat nogal eens mis. Afgebroken voorvleugels, lekke banden, en niet zelden blijven er een paar auto’s aan de vangrails hangen. Vrij spectaculair was de duikeling van Derek Daly in 1979.
Flow
Daarna begint de klim naar het Casino. Een licht slingerende, steile weg omhoog. Elk jaar een genot om te zien. Aan het eind zit een snelle bocht naar links, met de naam Massenet. Vernoemd naar de Franse componist wiens standbeeld daar voor de concertzaal staat.
Het is helicoptervliegen in je eigen woonkamer Deel deze quoteVorig jaar eindigde hier de race van Max Verstappen tegen de vangrail. Het was helaas een passend slot van een moeizaam weekend voor de Nederlander, twee weken na zijn spectaculaire zege in Spanje. Max was tijdens de trainingen al tweemaal stevig tegen de vangrails gegaan. Door zulke momentjes kom je niet in het juiste ritme.
Het raceweekend in Monaco moet je geleidelijk opbouwen, het juiste ritme vinden, een lekkere flow. Wanneer je daar niet in komt, lukt er weinig meer, probeer je misschien dingen te forceren en dan gaat het geheid fout.
Jurywaardering
Vervolgens vliegen de racers rechtsaf het Casinoplein over en verschijnen ze boven aan de smalle hobbelige weg omlaag naar Mirabeau. Het is een van mijn favoriete stukjes Monaco.
Omdat de omgeving zo dichtbij komt is de sensatie van snelheid in Monaco het grootst. Deel deze quoteOok van Ferrari-coureur Gerhard Berger: “Alles komt hier samen, autorijden, Monte Carlo, het over-de-top-gebeuren, de show, het is de plek waar je je jurywaardering krijgt, niet alleen voor je rondetijd, maar ook voor de uitvoering: wie gaat er het vroegst op het gas, wie veegt het zachtst langs de vangrail en wie springt er het vetst omlaag naar de TipTop-bar. Op het moment suprême denk je niet meer aan die jury of aan je engineers die je later op een uithaal in de telemetrie wijzen om je vervolgens uit te maken voor wilde idioot, maar ergens is die opgestapelde waanzin voorgeprogrammeerd, diep in je buik.” O yeah… dit is Monaco.
O ja, inhalen in Mirabeau? Onmogelijk…
Haarspeld
Na Mirabeau volgt het langzame gedeelte door de haarspeldbocht, die in de loop van de jaren al vele namen heeft gekend; de bocht bij het oude station, Loews, de Sun-virage en tegenwoordig Virage Fairmont. Het is maar net hoe het hotel erboven heet.
De snelheid door de haarspeld is 50 per uur. Het circuit van Monaco is het kortste (3,3 km) van het jaar en heeft de laagste gemiddelde snelheid, maar omdat de vangrails, het publiek en de hele omgeving zó dichtbij komen is de sensatie van snelheid misschien wel het grootst.
Inhalen in de haarspeld? Het gebeurt, al kan het eigenlijk niet…
De Kleine Prins
Na de hairpin gaat het omlaag, rechtsaf, onder een viaduct door en nogmaals rechts. Portiers. Hier kwam ooit een eind aan Senna’s Magic Monaco-weekend. Met zijn zes overwinningen in Monaco werd Senna in Monaco met recht “De Kleine Prins” genoemd.
In 1988 grensde zijn optreden aan het wonderbaarlijke. Vooral voor hemzelf. Tijdens de kwalificaties reed hij iedereen (inclusief aartsrivaal Alain Prost) op meer dan anderhalve seconde. Vervolgens ging hij alleen nog maar harder en raakte in een soort trance. “Ik reed puur op instinct, maar in een andere dimensie, een soort tunnel…” Senna schrok van zichzelf en stuurde de auto terug naar de pits.
Tijdens de race domineerde hij opnieuw. Hij was bezig Prost te vermorzelen, tot hij zich vergaloppeerde bij Portiers, de stoeprand aan de binnenzijde raakte en tegen de vangrail aan de buitenkant sloeg. Race over. Senna verdween meteen naar zijn flat om de hoek. Pas ’s avonds kreeg zijn engineer hem aan de telefoon, nog steeds in tranen.
Hobbel
Na Portiers duiken we meteen de beroemde tunnel in. Horen en zien vergaat je. Links ligt intussen alweer de Middellandse zee. Bij het uitkomen van de tunnel bereiken de auto’s de hoogste snelheid: 290 km/u. Echter, er ligt daar in het wegdek een venijnige hobbel verscholen.
De organisatie krijgt hem maar niet weg. Bijna elk jaar maakt iemand over die hobbel een schuiver. Levensgevaarlijk, want de weg loopt steil omlaag en een paar honderd meter verder wacht de kop van de barrière bij de chicane. Zie hoe Nico Rosberg in 2011 onnoemelijk veel geluk heeft.
Duik
Bij de chicane komen de auto’s weer aan de kade. Dit is eigenlijk de enige de plek om in te halen, al weten de ware coureurs soms op andere plaatsen ineens een onverwacht gaatje te vinden. In 1955 vloog Alberto Ascari hier van de baan. Tot schrik van iedereen dook zijn Lancia in zee. Al snel kwam Ascari zelf weer boven water, onder luid applaus van de toeschouwers.
Nog meer schrik in 1967. Toen crashte Lorenzo Bandini op deze plek met zijn Ferrari. Waarschijnlijk uitgeput door de slopende race maakte hij een fout en vloog in de strobalen. Een helse vuurzee was het gevolg, waarin Bandini verbrandde. Hij is tot op heden de enige coureur die tijdens een Grand Prix op Monaco het leven liet.
Saffies
De volgende bocht, haaks linksaf, heet de Tabaksbocht, naar het sigarettenwinkeltje waar de coureurs vroeger hun saffies gingen halen. Het winkeltje is er nog steeds, bomvol memorabilia en fraaie, gesigneerde foto’s.
De Tabaksbocht geeft toegang tot het zwembadcomplex. Hier gaat het snoeihard door een dubbele chicane, over de kerbs. Een bijzonder belangrijke passage, want hier valt heel veel tijd te winnen, én te verliezen.
Prinselijke loge
Meteen daarna volgt de Rascassebocht. Coureurs lijken op een muur van vangrails en reclameborden af te suizen, maar nét op tijd opent zich dan de doorgang rechtsaf, richting start-en-finish. Op zondagmiddag rijdt slechts één coureur een keer extra door deze laatste bocht op weg naar de prinselijke loge om de trofee in ontvangst te nemen.
Als Red Bull ergens een kans heeft, dan hier Deel deze quoteDe allergrootste virtuozen heersten in Monaco, maar vaak genoeg werd de race gewonnen door een verrassende outsider. Hoe dan ook, Monaco is de race die je absoluut op je erelijst wilt bijschrijven. Het recept? Uit de vangrails blijven, het juiste ritme vinden, een perfecte kwalificatie neerzetten (want inhalen, je weet het…), vervolgens een goede start en op het juiste moment een beetje geluk hebben (met een safetycar bijvoorbeeld).
Motorvermogen is in Monaco van minder belang, dus als Red Bull ergens een kans heeft, dan hier.