Internetproviders moeten vanaf volgend jaar in contracten met klanten de minimale internetsnelheden benoemen. Dat heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) vandaag bekendgemaakt. De providers moeten de snelheden per 1 januari in contracten vermelden die nog dit jaar worden afgesloten. Voor contracten die tot en met vandaag zijn afgesloten, geldt de regel vanaf 1 maart 2018.
Providers moeten in contracten de minimale en maximale download- en uploadsnelheid op vaste netwerken noemen. Ook moeten zij de normaliter beschikbare download- en uploadsnelheid op vaste netwerken noemen en een schatting geven van de maximale snelheden op mobiele netwerken. Op die manier moet het voor klanten duidelijker worden welke internetsnelheid ze bij een provider kunnen verwachten.
Zelf meten
Het is aan klanten van de providers om zelf te meten of zij de beloofde snelheid daadwerkelijk ontvangen. Klanten die langzamer internet hebben dan geadverteerd, kunnen bij hun provider aankloppen. Zij hebben dan het recht om bijvoorbeeld een deel van het abonnementsgeld terug te krijgen. Providers zijn verplicht om hun klanten te informeren over hoe zij die meting het beste kunnen uitvoeren.
Eén willekeurige meting is niet direct genoeg om een oordeel te kunnen vellen over de internetsnelheid. De gebruiker moet tien metingen uitvoeren, die geleidelijk zin verspreid over een periode van minimaal drie dagen in een week. De metingen mogen op elk moment van de dag worden uitgevoerd, maar maximaal één meting per uur mag meetellen.
De internetsnelheid mag van de ACM alleen in uitzonderlijke gevallen onder de minimum aangegeven snelheid vallen. De normaliter beschikbare snelheid moet in acht van de tien metingen gehaald worden. Daarnaast moet 90 procent van de maximale aangeprezen internetsnelheid bij minstens één van de tien metingen voorkomen.