Kinderen kunnen beter niet al te veel tijd achter hun smartphone doorbrengen, zoveel is duidelijk. Uit onderzoek blijkt echter dat er óók consequenties zijn voor kinderen wanneer jij als ouder teveel tijd achter je scherm doorbrengt.
Jenny Radesky is kinderarts en gespecialiseerd in de ontwikkeling van kinderen. Radesky merkte op – in de kliniek in Seattle waar ze destijds werkte – dat ouders vaak hun kinderen negeren omdat ze bezig zijn met hun smartphone. Ze noemt een voorbeeld waarin de moeder haar iPhone in de kinderwagen zette tussen haarzelf en het kind in: “the baby was making faces and smiling at the mom and the mom wasn’t picking up any of it; she was just watching a YouTube video.”
Radesky besloot vervolgens een onderzoek uit te voeren samen met twee andere onderzoekers. Hiervoor observeerde ze 55 verschillende gezinnen met jonge kinderen bij fastfoodrestaurants. Veel van de ouders haalden meteen hun smartphone tevoorschijn: “they looked at it, scrolled on it and typed for most of the meal, only putting it down intermittently.”
Hoewel het geen wetenschappelijk onderzoek is, benadrukt Radesky, levert deze antropologische observatie toch interessante inzichten op. Zo blijkt dat veertig van de 55 ouders gebruikmaakte van een mobiele telefoon tijdens de maaltijd. Zij hadden in deze gevallen meer aandacht voor de telefoon dan voor hun kinderen.
Volgens Radesky zijn persoonlijke interacties echter juist de primaire manier waarop kinderen leren: “they learn language, they learn about their own emotions, they learn how to regulate them. They learn by watching us how to have a conversation, how to read other people’s facial expressions. And if that’s not happening, children are missing out on important development milestones.”
Bovendien bleek dat de kinderen van deze veertig ouders zich veel vaker slecht gedroegen. Zo was er bijvoorbeeld een groep van drie jongetjes en hun vader. De vader was voortdurend bezig met zijn smartphone en de jongetjes zongen herhaaldelijk hetzelfde liedje en trokken gekke bekken. Op het moment dat de jongetjes te luidruchtig werden, keek de vader op en maande ze tot stilte. Dat hielp echter niet want zijn zoontjes werden alleen maar luidruchtiger.
Catherine Steiner-Adair schrijft in haar boek The Big Disconnect: Protecting Childhood and Family Relationships in the Digital Age dat deze reactie te verwachten is omdat: “when you’re texting or answering email, the part of your brain that is engaged is the ’to do’ part, where there’s also a sense of urgency to get the task accomplished, a sense of time pressure. So we’re much more irritable when interrupted.”
Wanneer ouders te gefocust zijn op de digitale wereld – ten koste van hun kinderen – dan heeft dat grote emotionele consequenties voor het kind, zegt Steiner-Adair: “we are behaving in ways that certainly tell children they don’t matter, they’re not interesting to us, they’re not as compelling as anybody, anything, any ping that may interrupt our time with them.”
Voor haar boek interviewde Steiner-Adair duizend kinderen in de leeftijd van vier tot achttien jaar en vroeg hen over het gebruik van mobiele apparaten door hun ouders. Kinderen gebruikten vaak de woorden “sad”, “mad”, “angry”, “lonely” en “stupid phone”. Sommige kinderen vertelden bovendien vrolijk over hoe ze de smartphone van hun ouders in het toilet of de wc gooiden of simpelweg verstopten.
Het is volgens Steiner-Adair niet duidelijk hoe deze momenten van “disconnectie” tussen de ouder en het kind, het kind op de lange termijn beïnvloeden. Op basis van haar onderzoek raadt ze ouders echter aan hun telefoon wat vaker weg te leggen en meer aandacht te besteden aan het kind. Al is het maar om het kind een goed voorbeeld te geven zodat de komende generatie nog begrijpt wat persoonlijk contact eigenlijk is.