Waarom we ons wel degelijk zorgen moeten maken over onze privacy

De afgelopen week is er al veel gezegd over NSA en PRISM in het bijzonder: Het tot voor kort diep geheime big data analytics systeem waarmee de Amerikaanse overheid onze dagelijkse voetstappen op het internet na gaat. In de talloze discussies die je er met mensen over hebt, zijn het met name ‘de onzen’, ofwel de ‘internet geeks’ die menigmaal hun schouders ophalen met opmerkingen als: ‘Ik heb toch niks te verbergen’.

De vraag is of we deze ontwikkeling als zodanig kunnen afdoen. Of hebben we meer lijken in onze de kast dan we denken? In een artikel op WIRED refereert journalist Moxie Marlinspike vandaag aan de vele duizenden wetten die de Verenigde Staten kent, waarvan veel burgers het bestaand niet eens afweten. Zo is het in sommige staten verboden om een kreeft te kopen die kleiner is dan een bepaalde standaardafmeting. Je kunt dus in overtreding zijn voor het kopen van iets in de supermarkt, zonder dat je je daar bewust van bent.

Het gaat verder bij de vele Amerikaanse wetten die elkaar in wezen tegen spreken. Zo is het homo huwelijk in de staat Minnesota tegenwoordig legaal, terwijl daadwerkelijke ‘acts of homosexuality’ in dezelfde staat onwettig zijn. Of wat te denken van onze eigen gedoogwet ten opzichte van softdrugs: Het in je bezit hebben van marihuana is illegaal, maar het gebruik er van mag.

De vraag die continue controle van alle burgers dan ook oproept, is of we daarmee op een dystopische samenleving afstevenen waarin alle wetten te allen tijde strikt worden nageleefd. ‘Nee, natuurlijk niet’, zeggen de optimisten. ‘Maar het is wel een ideaal en geoorloofd systeem tegen terrorisme’. Is dat zo?

In een artikel van Cory Doctorow in The Guardian wordt vandaag gerefereerd aan de zaak van David Merry, een doorsnee Brit die op een dag door de surveillance camera’s werd opgepikt omdat hij een jas aan had op een wel erg warme zomerdag. Toen meneer Merry ook nog eens een metro voorbij liet gaan zonder in te stappen gingen alle alarmbellen af bij de CCTV controleurs. Merry werd gearresteerd en zijn huis werd van onder tot boven doorzocht op aanwijzingen die zouden kunnen duiden op een terroristisch verband. Een kladje met wat onduidelijke pentekeningen in zijn huis werd gezien als een ‘kaart van het Londense Metronetwerk’. Alhoewel Merry uiteindelijk nooit veroordeeld werd tot een misdaad staat hij nu, 8 jaar later, nog steeds aangemerkt als potentiële terrorist, en is zodoende niet in staat een visum te krijgen om naar het buitenland te vliegen.

Waar 10 jaar geleden enkel nog sprake was van camerabeelden op publieke locaties en creditcard gegevens hebben de politie, overheid en binnenlandse veiligheidsdiensten zoals de AIVD en FBI op dit moment toegang tot een miljoen keer zo grote bak aan gegevens. Wie onze vrienden zijn, wat we kopen, waar we zijn, hoe we reizen, wat we eten, drinken en gebruiken. Zorgt een onschuldige foto van een uit de hand gelopen eindexamenfeestje op Facebook er in de toekomst voor dat er direct een politiewagen voor de deur staat? Of trekken we de lijn bij iemand die zich te warm aankleed op een zomerse dag? En wie bepaalt dat?

Het grote probleem met PRISM en andere vormen van NSA is overigens niet alleen de onduidelijkheid over wat er wel en niet met onze data gaat gebeuren. De meeste zorgen moeten we ons misschien wel maken over het feit dat als er eenmaal een ‘achterdeurtje’ wordt geïnstalleerd, de beveiliging van onze privacy op geen enkele manier meer te waarborgen is. Je kunt de kluis van Dagobert Duck niet een heel klein beetje open zetten, en verwachten dat er geen Zware Jongens langskomen om daar ook profijt van te hebben. Wanneer de beveiliging van systemen waarmee wij dagelijks werken eenmaal op een kiertje wordt gezet, ligt misbruik door criminelen, hackers, of fraudeurs die zich voordoen als overheidsofficials op de loer.

Natuurlijk bieden de grote hooibergen van data die het wereldwijde web op dit moment rijk is enorme kansen om problemen als gezondheid, infrastructuur, onderwijs én veiligheid op te lossen, als we al die datasets op een betekenisvolle en slimme manieren aan elkaar weten te knopen. Maar dat betekent niet dat we dit soort ontwikkelingen binnen de overheid, niet heel nauwgezet moeten volgen en controleren. En belangrijker nog: Onszelf continu afvragen wat we wél en juist niet online plaatsen.

privacy-in-1970