Grand Prix van Groot Brittannië: Formule 1 komt thuis

Koen Vergeer

Hoewel de officiële naam anders wil voordoen, komt de Formule 1 dit weekend thuis op Silverstone.

Ferrari komt uit Italië en het woord Grand Prix duidt op een Franse oorsprong (inderdaad de eerste autorace met die naam werd gehouden in 1906 nabij Le Mans). De Formule 1 is inmiddels een wereldwijd verbreide sport, maar als je een “thuis” moet aanwijzen, ja, dan is het Engeland. En dat is niet zomaar.

Het begin

Koen VergeerKoen VergeerFormule 1 fanaat en autosport schrijver Koen Vergeer neemt je elk Grand Prix weekend mee in de roemruchte geschiedenis van de F1.De allereerste Grand Prix om het wereldkampioenschap Formule 1 werd gehouden op 13 mei 1950 in Engeland, op het circuit van Silverstone. Winnaar werd Giuseppe Farina in een Alfa Romeo. Het startveld omvatte 22 auto’s.

Behalve vier Alfa’s waren dat Maserati’s, Franse Talbot-Lago’s en Engelse ERA’s en Alta’s. Voor het merendeel vooroorlogse machinerie. Alfa’s grote tegenstrever, Ferrari, kwam niet opdagen (zeg dus nooit meer dat Ferrari er “vanaf het begin” bij was).  De Engelse koning George VI zag een nogal saaie race: de drie Alfa’s die de finish haalden reden het hele soepie op twee ronden of meer.

Een jaar later was Ferrari wél van de partij. En hoe. In een spannende race, waarin de dorstige Alfa’s een pitstop extra nodig hadden, boekte de Argentijn José Froilán González de allereerste officiële Grand Prix-zege voor Ferrari.

Motorsport Valley

Ondanks de aanvankelijke Italiaanse overheersing werd de Formule 1 in de loop der jaren meer en meer een Engelse aangelegenheid. Engelse constructeurs begonnen slimmere auto’s te bouwen als antwoord op het superieure motorvermogen uit Italië.

Enzo Ferrari noemde de Engelse raceteams laatdunkend “garagistes” Enzo Ferrari noemde de Engelse raceteams laatdunkend “garagistes” omdat ze weliswaar zelf een chassis bouwden, maar de elementaire onderdelen (motor en versnellingsbak) ergens anders vandaan moesten halen. Het was een romantische periode waarin ontwerpers in schuren en tuinhuisjes Formule 1-bolides in elkaar knutselden. Cooper, Connaught, Vanwall, BRM, Lotus.

De garagehouders waren echter succesvol. Ze begonnen te winnen, te groeien en groepeerden zich als vanzelf rondom Silverstone, een ideaal testcircuit. Net als in Italië rondom Modena, ontstond er in Engeland zo een heuse Motorsport Valley, in Northamptonshire.

En zo is het nog steeds. Bijna alle moderne Formule 1-teams, Mercedes, Red Bull, Renault en Williams, hebben hun fabrieken in de buurt Silverstone. Force India heeft zijn hoofdkwartier zelfs pal naast het circuit. Inmiddels zijn er in Motorsport Valley meer dan 3000 autosportgerelateerde bedrijven gevestigd. Goed voor zo’n 40.000 banen.

Vliegveld

In de loop van de jaren vijftig werd de Grand Prix van Engeland afwisselend verreden op Silverstone en op Aintree, een paardenrenbaan nabij Liverpool. Daarna wisselden Silverstone en Brands Hatch elkaar jaren lang af als decor.

Het circuit van Brands Hatch had het voordeel van de scenery: fraaie hoogteverschillen en dichte bossen, Silverstone had echter waar het echt om gaat: de snelheid. Gelegen op een oud, kaal vliegveld kon er in Silverstone werkelijk gescheurd worden. Het circuit was razendsnel, met rechte stukken en ongecompliceerde, snelle bochten als Stowe, Copse en Woodcote, waar de coureurs de banden van de velgen konden trekken.

Berucht was Woodcote Corner, bij het opkomen van het start-finish-gedeelte. In 1973 waarschuwde Jackie Stewart nieuweling Jody Scheckter nog voor de “Classical Woodcote Corner High Speed Spin”, maar in alle opwinding pal na de start was de jonge Zuid-Afrikaan de goede raad vergeten:

Wonder boven wonder overleefde iedereen de gigantische massacrash. Negen auto’s werden er afgeschreven. Geen één vloog er echter in brand (terwijl de tanks boordevol zaten) en het enige slachtoffer was de Italiaan Andrea de Adamich: hij brak zijn enkel.

Een persoonlijke noot: deze race was de allereerste Grand Prix die ik live op de televisie zag. Destijds was de Formule 1 nauwelijks op de televisie te zien, en al helemaal niet in Nederland. Mijn vader was handig met antennes, zodat wij thuis – af en toe – de BBC ontvingen. Het was me de introductie wel! Onvergetelijk.

Maar het hoorde er gewoon bij. Een week later zouden we naar de Grand Prix van Nederland in Zandvoort gaan. Daar werd ik nog verder ingewijd in de wrede kant van de sport. Na te lezen in mijn boek De Formule 1-fanaat.

The People’s Champion

Vanaf 1987 bleef de Britse Grand Prix in Silverstone. De race van dat jaar ging meteen de Britse geschiedenisboeken in. Nigel Mansell zette Silverstone op stelten. Al anderhalf seizoen vocht Mansell een verbeten duel uit met zijn teamgenoot Nelson Piquet.

Piquet, al tweemaal wereldkampioen, profileerde zich graag als het luie, verwende rijkeluiskind. Mansell had het imago van de stoemper, de glazenwasser die zijn huis verkocht om te gaan racen. Kwam Piquet alles aanwaaien, Mansell moest knokken voor elke centimeter.

Mansell had het imago van de stoemper Op Silverstone leek Piquet weer eens de snellere, tot Mansell halverwege de race, vanwege trillingen in de auto, zijn banden wisselde. In een alles-of-niets-achtervolging brak Mansell daarna elf keer het ronderecord. Het publiek voelde dat er iets bijzonders stond te gebeuren en klom op de banken.

Twee ronden voor de finish had Mansell Piquet bijgehaald. Ruim achtentwintig seconden had hij goedgemaakt. Op Hangar Straight op weg naar Stowe kroop hij onder de achtervleugel van Piquet en piepelde hem met een perfect uitgevoerde dummy-inhaalactie. Silverstone ontplofte.

Nadat de finishvlag was gezwaaid, bestormden de fans de baan, waar Mansell intussen stilgevallen was. Er zat geen druppel benzine meer in de tank.

Al die jaren lukte het Mansell echter niet om kampioen te worden. Jackie Stewart, jarenlang de meest succesvolle Britse coureur met 27 zeges en drie wereldtitels, wist waarom: “Mansell is niet in staat om de emoties weg te laten. Je hoofd moet je hart regeren. Je kunt je hart niet toestaan de baas te zijn.”

Maar juist die emoties maakten Mansell tot de vechter die hij was, en dát maakte hem zo geliefd bij het grote publiek. In 1992 lukte het dan toch. De Williams FW14B was dankzij de actieve wielophanging zo’n superieure wagen dat Mansell de overwinningen eenvoudig aaneen reeg en de wereldtitel binnenhaalde. Wie gunde het hem niet? Ook op Silverstone speerde de Red Five op een comfortabele zege af. Het was Mansells 28e Grand Prix-zege, waarmee hij tevens Stewart in de statistieken passeerde.

Opnieuw stormde het publiek de baan op om “de kampioen van het volk” van dichtbij toe te juichen. The home crowd, stelde Mansell, niet vies van een beetje schmieren, deed hem altijd een paar tienden sneller gaan.

Luxe-kampioen

De meest succesvolle Formule 1-coureur uit Engeland is inmiddels Lewis Hamilton, met 56 Grand Prix-overwinningen op zijn naam. Natuurlijk wordt ook Hamilton in Engeland bewonderd en vereerd, met name door de tamelijk chauvinistische Engelse autosportpers (in Nederland hebben we daar helemaal geen last van, toch?).

Lewis is de kampioen van de luxe en het instant succes Maar Lewis’ imago is volstrekt anders. Weliswaar is hij net als Mansell van bescheiden komaf, maar Hamilton is al heel vroeg bij McLaren in een gespreid bedje terecht gekomen. Hamilton begon meteen met winnen, en werd al in zijn tweede Formule 1-seizoen wereldkampioen. Mansell werd na een lange strijd en eigenlijk ondanks zichzelf wereldkampioen. Dat leverde ons stervelingen destijds een mooi verhaal op, met de nodige identificatie en vereenzelviging.

De wereld is in vijfentwintig jaar flink veranderd. Lewis is veel meer de kampioen van de luxe en het instant succes, daar hoort ook een zorgvuldig gecreëerd en onderhouden imago bij, met een jet, popsterren en bling-bling. Niks mis mee.

Wanneer Hamilton wint in Engeland wordt hij evenzeer op handen gedragen. Zelfs letterlijk, al gaat dat wel met de nodige omzichtigheid:

Hart in de keel

Silverstone onderging de laatst dertig jaar ook diverse grondige veranderingen. Eerst kwamen er extra bochtjes om de snelste, gevaarlijke bochten te neutraliseren. In 2010 werd de baan uitgebreid met een infield-sectie meteen na Club Corner, en in 2011 kwam er een nieuw pitcomplex tussen Club en Abbey.

Ik moet er nog steeds aan wennen. Het harde, elementaire karakter van de baan is verdwenen. Gelukkig blijft het een circuit waar inhalen op allerlei plaatsen mogelijk is, en zijn er nog wel een paar mooie bochten over, zoals Copse – nog altijd zevende versnelling met het hart in de keel en 280 per uur – waarna een vloeiende supersnelle slingercombinatie volgt: Maggotts en Becketts, een van de mooiste passages van het jaar.

Keerpunt voor Max

Ik durf het bijna niet meer op te schrijven, maar Silverstone zou zomaar het keerpunt voor Max Verstappen kunnen zijn. De harde pechreeks, die in Oostenrijk voor de ogen van 13.000 Nederlandse fans gewoon voort ging, houdt echt een keer op.

Ongetwijfeld knaagt zo’n lange reeks aan het vertrouwen, in het team, in de auto en in zichzelf. Daar bovenop komen sterkt het karakter. Het leven loopt niet in één rechte streep omhoog, ook niet in de Formule 1. Zelfs niet bij Lewis Hamilton (denk maar aan zijn laatste, moeizame seizoenen bij McLaren).

Max Verstappen bewaart gemengde herinneringen aan Silverstone. In 2015 stond hij met de Toro Rosso al na drie ronden naast de baan – oeps, foutje. In 2016 reed hij echter een indrukwekkende race, waarbij hij op een natte baan de oppermachtige Mercedessen het leven zuur maakte. In de regenachtige beginfase passeerde Max Nico Rosberg en had hij zelfs Hamilton in het vizier. Echter, toen de baan opdroogde knokte Rosberg zich weer terug naar de tweede plaats.

Max’ derde plaats werd na afloop weer omgezet een tweede, omdat Rosberg tegen de regels in, via de boordradio, instructies had gekregen om zijn versnellingsbak te resetten. De resultaten van Daniel Ricciardo bewijzen dat Red Bull weer meedoet aan de top.

Als alles goed loopt, kan het zomaar héél goed lopen.

Fotografie: Wikipedia, Red Bull Content Pool. Gifs via Giphy.